Op het moment dat ik in 2007 de deur van mijn eengezinswoning voorgoed achter me dicht trok, wist ik al wat ik niet zou missen. En dat was mijn tuin. Tuurlijk, het was fijn om in de tuin te zitten. Maar dat onderhoud, hè. Daar had ik toch zo’n hekel aan. En het was een tuintje formaat postzegel, hoor. Maar tuinieren is niet mijn ding. Inmiddels ga ik naar volle tevredenheid tuinloos door het leven.
In de jaren die volgden, bewoonde ik appartementen met diverse balkons. Er was het enorme balkon aan de voorzijde van Frank’s appartement. Groot nadeel was dat alle buren er langs liepen onderweg naar hun voordeur. Er was het onderhoudsvrije balkon bij mijn tijdelijke flatje in Breda. Daarna was er het ieniemini-balkonnetje bij mijn eigen flatje in Amsterdam. En nu hebben we een riant, overdekt balkon. Helemaal voor ons zelf. Heerlijk!
In het voorjaar drink ik er koffie in de lentezon. Op mooie zomeravonden lees ik er boekjes, in het najaar geniet ik er van de herfststormen en in de winter hang ik er lichtjes op. En het hele jaar door zucht ik: ‘Ik ben zó blij dat ik geen tuin meer heb!’ Op die ene dag na. Die dag in het voorjaar dat ik de vlonders die er liggen, eruit haal en alle rotzooi die er onder ligt opveeg.
Díe dag was afgelopen zondag. Het eerste jaar dat ik de klus klaarde, was ik nog bang pissebedden en ander kruipend gespuis aan te treffen. Inmiddels weet ik beter. Er ligt alleen zand, dat weg spoelde uit de bloempotten tijdens stortbuien. En kattenhaar. Veel kattenhaar. Omdat het balkon de favoriete hang-out is van onze rode je-weet-wel-kater.
Eigenlijk is het een fluitje van een cent. Kom op, zes vierkante meter. Dat is te overzien, toch? Ik kan de vlonders zó losklikken. Even vegen, vlonders terugklikken en klaar. Maar toch vind ik het een verschrikkelijk klusje met halverwege zo’n huilmomentje van ‘Ik wil niet meer’. Toevallig stond er nog een ongebruikte pot boenwas in de kast. Dus maakte ik het mezelf dit jaar extra moeilijk om ook nog eens de, inmiddels wat versleten, vlonders in de boenwas te zetten.
Ik kroop een hele zondag op handen en voeten rond op ons balkon. Veegde rotzooi op en smeerde boenwas op mijn vlonders. Als een soort Karate Kid wreef ik de boenwas uit. 63 Vlonders. 756 latjes. Wax in, wax out. Ondertussen met een zeikstemmetje mopperend op mezelf. ‘Oh, wat ben ik blij dat ik geen tuin meer heb. Nee, dít is leuk!’
Ik had meer resultaat verwacht van de volle pot boenwas die toch ongebruikt in de kast stond, maar helaas. Door strategisch te puzzelen en wat vlonders te herschikken, wist ik toch een acceptabel resultaat te boeken. En zondagavond dronk ik koffie op een schoon balkon. Tevreden keek ik rond. Jongens, ik ben weer klaar voor 364 dagen balkon-plezier. Het leed is weer geleden. En ik ben zó blij dat ik geen tuin meer heb! Je zal toch iedere week gras moeten maaien…