Ooit zat ik met dochterlief aan tafel tijdens het avondeten. We aten – zoals ik dat toen noemde – een maaltijd met aardappeltjes, groente en een vleesje. Ze was een jaar of vijf, schat ik. Ze prikte een stukje vlees aan haar vork en bestudeerde het aandachtig. ‘Mama?’ vroeg ze ‘Wat is een ‘vleesje’ eigenlijk?’ Ik voorzag taferelen van een hartverscheurend huilend kind aan tafel, jammerend dat ze geen diertjes wilde eten. Maar ik gaf toch eerlijk antwoord. ‘Ehm, dat vleesje is een koetje.’ Mich keek nog eens naar haar vleesje, zei ‘Hmmmm, lekker!’ en at het met smaak op.
We aten jarenlang onze vleesjes. Zij met iets meer gemak dan ik, want ik ben een enorm hypocriete vleeseter. Waar zij met smaak kippenpootjes en spareribs verorberde, at ik het liefst vlees waaraan je niet kunt zien wat het geweest is. Slaat nergens op natuurlijk want ik weet best dat mijn gehaktbal ooit een prachtige koe was. En mijn gepaneerde schnitzel een schattig varkentje.
Toch heb ik eigenlijk nooit overwogen om vegetarisch te gaan eten. Kind is inmiddels de deur uit en mijn verkering houdt ook wel van een lekker stukje vlees. Er komt wel eens een maaltijd zonder vlees voorbij maar dat is echt uitzondering. Laatst besloot ik toch eens een poging te wagen. Volgens mijn broer waren de vegetarische gehaktballetjes van de AH prima. Dus besloot ik daarmee te beginnen.
Ik gebruikte ze in een gerecht waarbij ik normaal gesproken de gehaktballetjes laat sudderen in een saus van yoghurt en tomatenpuree. Ik vond het een rare gewaarwording. Terwijl ik de balletjes bakte, moest ik mezelf beheersen om er niet enorm veel kruiden bij te gooien. Misschien omdat het anders ruikt dan wanneer je ‘gewoon’ vlees bakt? Ik was niet echt te spreken over het resultaat. Het smaakte eigenlijk nergens naar.
Daarna besloot ik ‘rul gehackt’ van de Vegetarische slager te proberen. In de pastasaus. Dat kón niet misgaan, dacht ik. Ik gebruikte het vegetarische gehakt zoals ik normaal gehakt ook gebruik. Aanbakken, uitje, knoflook, groenten erbij, tomatensaus en kruiden. Het was werkelijk niet te eten! Wat is dat spul zout! Zó zout, dat ik opgezocht heb hoeveel zout er eigenlijk in zat. 1,3 gram per 100 gram maar liefst! Ik maak altijd extra veel pastasaus en vries een gedeelte in. Maar dit brouwsel heb ik zó in de vuilnisbak gegooid.
Mijn derde poging was een cordon bleu van Valess. De verkering vond ‘m lekker. Ik vond ‘m niet bijzonder. Oké. Niet vies, maar zeker niet bijzonder. En ineens realiseerde ik me waar het fout gaat als ik vegetarisch vlees eet. Ik verwacht vioolmuziek, smaakexplosies, een zonnestraal vanuit de hemel – bam – recht op mijn bordje. Ik verwacht dat de koeien buiten vrolijk naar me loeien als ik langs fiets. ‘Kijk! Daar heb je haar! Zij heeft vegetarisch gehackt gekocht’. Maar nee, hoor. Niets van dat alles.
En het ergste is dat ik – onbewust – verwacht dat het lékkerder is dan echt vlees. En dat is het dus niet. Het smaakt in het beste geval hetzelfde. Ik denk dat mijn voorkeur dan tóch uitgaat naar écht vlees. Maar dan wel van beestjes die het goed gehad hebben. En dat mag dan best iets duurder zijn.
Wat vind jij?