Auteursarchief: Nicky

Ik ook van jou.

Vanwege een afspraak ben ik in Brabant. En als ik er tóch ben; no way dat ik uit Brabant vertrek zonder mijn oude moedertje gedag te zeggen! Dus rijd ik onderweg naar huis even langs het tehuis waar ze woont.

Ik heb haar schone was bij me en hoop dat de boel niet te veel gekreukeld is na een lange dag in mijn kofferbak. Wegens plaatsgebrek op haar kamer heeft ze een eigen kast in mijn huis waar haar winterkleding hangt. Ik wil niet dat ze het koud krijgt nu het herfst wordt. Dus heb ik ook wat truien en vesten ingepakt.

Al rijdend onderweg naar de zorginstelling waar ze woont, mijmer ik hoe de rollen omgedraaid zijn, nu ze zo oud is. Hoe wij nu voor mijn moeder zorgen, zoals zij ooit voor ons zorgde. We vallen haar niet meer lastig met onze sores. Die lossen we zelf wel op, zonder haar. Want we zijn nu echt volwassen. Ondertussen helpen we haar waar we kunnen en en proberen we ervoor te zorgen zodat ze zo comfortabel is als maar mogelijk is.

De deur van haar kamer staat altijd open. Want ze is dol op aanloop. Iedereen kan altijd bij haar binnen lopen. Als bij haar kamer kom, blijf ik in de deuropening staan. Ze heeft me niet aan horen komen. Stilletjes sta ik in de deuropening naar haar te kijken, zoals ze daar zit in haar rolstoel. Ze kan bijna niets meer. De weinige hobby’s die ze had, kan ze niet meer doen omdat haar handen niet meer willen. Ze zit vaak maar wat te suffen. Half te slapen, te wachten. Tot er weer een dag voorbij is.

Maar vandaag zit ze te glimlachen. En als ik wat beter kijk, zie ik dat ze een foto-album op schoot heeft. Een oud foto-album. Met daarin de babyfoto’s van mij en mijn broers en zussen. Ze zei nooit dat ze van ons houdt. Haar generatie praatte niet over gevoelens. Dat ze van ons houdt, liet ze blijken door warme maaltijden, schoon gewassen kleren en een keurig huis.

Maar ze houdt van ons. Met haar hele hart. Ik zie het in haar glimlach terwijl ze met haar gerimpelde handen de vergeelde foto’s streelt terwijl ik naar haar sta te kijken.

‘Ik ook van jou, mam’ denk ik terwijl ik naar binnen loop en haar een knuffel geef. En ik tel mijn zegeningen dat ik het nog gewoon hardop tegen haar kan zeggen.

Sommige mensen…

Zien jullie deze kruising? Als ik met de auto van mijn werk naar huis rijd, moet ik daar rechtsaf. Achter die vrachtwagen aan, zeg maar. De meeste auto’s moeten linksaf overigens. Dus die sorteren links voor. Zodat je lekker rechts voor kunt sorteren als je rechtsaf moet. Want er passen daar prima twee auto’s naast elkaar.

Da’s wel zo handig. Want de auto’s die linksaf moeten, moeten vaak langer wachten voor er ruimte is. Er komt meer verkeer van links dan van rechts. Naar rechts kun je er dan vaak prima even tussendoor piepen omdat er minder verkeer is dat die kant op moet.

Ik kwam aanrijden en zag een auto die stond te wachten, keurig links voorgesorteerd. Daarachter stond nog een auto. De bestuurder gaf geen richting aan maar hij stond duidelijk voorgesorteerd om linksaf te slaan. Dus ik wilde beide auto’s passeren en doorrijden naar de kruising om rechtsaf te slaan. Terwijl ik de achterste auto passeerde die – ik meld het nog maar even – géén richting aan gaf, ving ik een glimp op van de bestuurder.

Ik zag zijn mond openvallen en zijn gezicht vertrok in een boze grimas. Hij sperde zijn ogen zo wijd open dat ze bijna uit hun kassen puilden, zó boos keek hij. ‘Oeps’ mompelde ik en ik stopte. Schijnbaar moest dit heerschap ook rechtsaf maar heeft hij én niet voorgesorteerd én geen richting aan gegeven. Kan gebeuren.

Ik wachtte geduldig. De auto voor hem trok op en sloeg linksaf. Ik lachte lief, gebaarde ‘Sorry’ en maakte een armgebaar waarmee ik hem galant voor liet gaan om rechtsaf te slaan. Ik ben de beroerdste niet.

Hij trok ruw op, met nog steeds een van woede vertrokken gezicht. Hij schuimbekte nog nét niet. En met rechts gaf-ie me de vinger.

Snap ik. Hij kon niet anders.
Want met zijn linkerhand hield hij zijn mobiel aan zijn oor.

Sommige mensen…