Auteursarchief: Nicky

Sommige mensen…

Zien jullie deze kruising? Als ik met de auto van mijn werk naar huis rijd, moet ik daar rechtsaf. Achter die vrachtwagen aan, zeg maar. De meeste auto’s moeten linksaf overigens. Dus die sorteren links voor. Zodat je lekker rechts voor kunt sorteren als je rechtsaf moet. Want er passen daar prima twee auto’s naast elkaar.

Da’s wel zo handig. Want de auto’s die linksaf moeten, moeten vaak langer wachten voor er ruimte is. Er komt meer verkeer van links dan van rechts. Naar rechts kun je er dan vaak prima even tussendoor piepen omdat er minder verkeer is dat die kant op moet.

Ik kwam aanrijden en zag een auto die stond te wachten, keurig links voorgesorteerd. Daarachter stond nog een auto. De bestuurder gaf geen richting aan maar hij stond duidelijk voorgesorteerd om linksaf te slaan. Dus ik wilde beide auto’s passeren en doorrijden naar de kruising om rechtsaf te slaan. Terwijl ik de achterste auto passeerde die – ik meld het nog maar even – géén richting aan gaf, ving ik een glimp op van de bestuurder.

Ik zag zijn mond openvallen en zijn gezicht vertrok in een boze grimas. Hij sperde zijn ogen zo wijd open dat ze bijna uit hun kassen puilden, zó boos keek hij. ‘Oeps’ mompelde ik en ik stopte. Schijnbaar moest dit heerschap ook rechtsaf maar heeft hij én niet voorgesorteerd én geen richting aan gegeven. Kan gebeuren.

Ik wachtte geduldig. De auto voor hem trok op en sloeg linksaf. Ik lachte lief, gebaarde ‘Sorry’ en maakte een armgebaar waarmee ik hem galant voor liet gaan om rechtsaf te slaan. Ik ben de beroerdste niet.

Hij trok ruw op, met nog steeds een van woede vertrokken gezicht. Hij schuimbekte nog nét niet. En met rechts gaf-ie me de vinger.

Snap ik. Hij kon niet anders.
Want met zijn linkerhand hield hij zijn mobiel aan zijn oor.

Sommige mensen…

Uncle Bob en opnieuw beginnen.

Het was natuurlijk te verwachten; na mijn vorige logje over die twee foto’s die ik maakte, kreeg ik een preek van mijn lichtend voorbeeld in de fotografie, mijn leermeester, mijn goeroe. Of nou ja, een preek was het niet eens. Met gerichte vragen probeerde ze mijn fotografie-enthousiasme weer wat aan te wakkeren. En dat lukte; want ik beloofde haar spontaan dat ik met mijn camera op pad zou gaan. Zelfs dat weekend al!

Maar toen het eenmaal weekend was, waren er wat kleine kinkjes in de kabel. Die kinkjes bestonden uit een beetje keelpijn en een beetje hoofdpijn dus zegde ik de afspraak om op bezoek te gaan bij een vriendin met een fotogeniek hondje af. Maar het grootste kinkje was toch wel de regen die werkelijk het hele weekend met bakken uit de lucht viel.

Maar eigenlijk was het een geweldige combi. Zaterdag regende het zó hard en zó veel dat je buiten niks te zoeken had. Dus hing ik met mijn zere hoofdje de hele dag wat rond in mijn pyjama. ’s Middags probeerde ik zelfs nog even een middagdutje te doen. De enige buitenlucht die ik die dag kreeg, was toen ik even op het balkon zat. Mét mijn camera! Want ik had beloofd om foto’s te maken.. Bij gebrek aan een fotogeniek hondje probeerde ik wanhopig een opspattende regendruppel op de balustrade van mijn balkon te fotograferen. Maar 50 opnamen verder moest ik toch echt constateren dat dat íets te hoog gegrepen was en gaf ik het op.

Zondag regende het nog steeds maar ik was inmiddels aangekleed. Want in mijn iets minder pijnlijke hoofd borrelde een ideetje. Wat als ik nou eens probeerde een spiegelfoto te maken in één van de vele plassen? Tussen de buien door rende ik even snel naar buiten. Naar de kerk hier net om de hoek. Er waren plassen genoeg en al snel vond ik er eentje waar ik de kerk in kon zien.

Echt heel spectaculair is het allemaal niet. Maar je moet ergens beginnen. Met een beetje mazzel krijgen we een zonnig najaar. Wie weet wordt het dan nog eens wat.

Uncle Bob at pizza.

Het komt er gewoon niet van. Ik kan mezelf er niet toe zetten om er op uit te gaan om te fotograferen. Ik heb het te druk met werk en bezoekjes van en aan vrienden. Niks mis mee natuurlijk maar er blijft weinig tijd en ruimte over om er alleen op uit te trekken. En ondertussen ligt mijn camera te verstoffen in een hoek. Dus besloot ik afgelopen zondag op pad te gaan om foto’s te maken. Het was prachtig weer, dus hup! Camera mee en naar het strand.

Ik hoopte op Schotse Hooglanders in de duinen, maar die waren in geen velden of wegen te bekennen. Op het strand was het druk dus op een zeehond hoefde ik al helemaal niet te rekenen. Omdat de meeste mensen altijd in de buurt van de strandtent blijven zitten, besloot ik eerst eens een flink stuk door te lopen en een rustig stuk strand op te zoeken. Ik liep een paar kilometer, passeerde het naaktstrand – en liet mijn camera daar heel wijs in mijn tas – en ging ver verwijderd van de mensenmassa op mijn gemak op het zand zitten.

Goed. Fotograferen. Maar wat? Ik keek eens om me heen. Zeemeeuwen? Nah.. Daar heb ik al 3000 foto’s van. Schelpjes dan? Idem dito. De windmolens in de verte? Geen zin in. Dus zat ik daar gewoon, zonder ook maar iets te fotograferen. Ik zat daar gewoon. Met mijn billen in het warme zand, te mijmeren, te kijken naar de golven en te luisteren naar de zee.

Uiteindelijk kwam ik toch in beweging en pakte mijn cameratas. Ik legde ‘m onder mijn hoofd en ging even lekker liggen. Met de zon op mijn snoet en het geluid van de zee op de achtergrond lag ik even helemaal zen te wezen. Het enige wat in mijn hoofd omging was de brandende vraag ‘Wat ga ik eten vanavond?’.

Toen ik het antwoord op die vraag bedacht had, stond ik op, klopte ik het zand van me af en wandelde ik terug naar mijn fiets. Ik had nog niet één foto gemaakt. Gelukkig zag ik vlak voor ik het strand af ging een mooie vlieger. Ik maakte een foto van de vlieger, pakte mijn camera weer in en fietste ik naar huis. Onderweg stopte ik bij de pizzeria om een pizza te halen. Want die had ik dubbel en dwars verdiend, vond ik zelf.

Eenmaal thuis legde ik mijn pizza netjes op een bord. En ik bedacht me dat dit de eerste keer in mijn leven was dat ik voor mezelf een pizza had gehaald. Want natuurlijk eet ik wel eens pizza. Ik koop wel eens diepvriespizza’s in de supermarkt. Of ik bestel pizza’s als ik samen met vrienden eet. Maar ik was nog nooit een echte pizzeria binnen gelopen om een pizza voor mezelf te kopen. Tot vandaag dus. Een heuse mijlpaal! Mooie reden om mijn camera nog even te pakken.

En zo maakte Uncle Bob dus maar twéé foto’s.
Maar ach, het begin is er.

 

Afgekickt.

Het schijnt vaker voor te komen. Althans… ik ken in het weblogwereldje meerdere dames die het hebben. Meestal lopen ze er niet mee te koop. Maar uiteindelijk gaat het toch opvallen. Je herkent de gretige blik in hun ogen als ze van plan zijn het te gaan doen. En je herkent de hysterische toon in de logjes die ze plaatsen als ze het ook daadwerkelijk gedaan hebben. Als ze wéér een nieuwe tas gekocht hebben en daar talloze foto’s van op hun weblog plaatsen. Ik herken al de tassen-koop-verslaafden meteen. Tenslotte was ik jarenlang één van hen.

Ik had ze in alle kleuren en maten; tassen. Rugzakjes, zwarte tassen, blauwe tassen en bruine tassen. Groot, klein en met veel ritsjes en vakjes of juist heel simpel. Meestal waren mijn tassen van inferieure kwaliteit en binnen no time kapot. Mijn verslaving viel op zo’n moment niet meer te verbloemen. Want zodra mijn tas een mankement vertoonde, begon ik te juichen. “Joepie!! Mijn tas is stuk!”. Je kon mij in die dagen niet blijer maken dan met een kapotte tas. Want dan mocht ik een nieuwe kopen!

Toch gebeurde het onvermijdelijke. In 2010 kreeg ik van de liefste ex een tas cadeau. Een echte, zo’n sjieke. Die bleek onverwoestbaar te zijn. Net zo als de bijbehorende portemonnee. Dus daarmee verviel de noodzaak om om de haverklap een nieuwe tas te scoren. En in de loop der jaren veranderden er nog meer dingen. Ik stopte met roken waardoor ik geen sigaretten meer mee hoefde te nemen. Mijn roze papieren rijbewijs werd een pasje, dat ik opborg in mijn telefoonhoesje. Contant geld raakte zo uit, dat ik het vrijwel nooit meer gebruik en pin met mijn bankpas die, net als mijn rijbewijs, in het hoesje van mijn telefoon zit. En die telefoon? Die is zo klein; daar heb ik geen tas voor nodig. Die stop ik gewoon in mijn broekzak.

Ik kan dus wel stellen dat ik tegenwoordig compleet tas-loos door het leven ga. Maar een paar weken terug had ik toch even een kleine terugval. Op de Italiaanse beurs kon ik de stand met Italiaanse tassen niet weerstaan. Het was sterker dan mezelf en nog geen vijf minuten nadat we op het terrein waren, stond ik al hebberig naar al die tassen te kijken. En ik zwichtte. Ik kocht een nieuwe tas. Zo eentje die je ook als rugzak kunt gebruiken. Zo eentje die ik ábsoluut niet nodig heb.

Want sinds ik de tas gekocht heb, heb ik ‘m maar een keer gebruikt. Verder hangt-ie gewoon aan de kapstok. Mooi te wezen. En ik moet zeggen; dat staat eigenlijk best wel hip! Is het toch niet helemaal een miskoop. En mocht ik eens in een gekke bui zijn dan kan ik ‘m nog gebruiken als tas ook.