Auteursarchief: Nicky

Terugkijken.

Toen ik 19 was, had ik een vriendje waarmee ik op zaterdagavond regelmatig uit ging. Onze favoriete kroeg was een hardrock-café in het centrum van Breda. Niet dat ik nou persé zo’n hardrockliefhebster was, maar er was nooit gezeik daar, nooit ruzie. De stoere hardrockers die daar binnen zaten, bleken gewoon hele gezellige kerels te zijn, ondanks hun soms angstaanjagende uiterlijk. Het was er gewoon gezellig. We raakten bevriend met de eigenaar en zijn vrouw, die achter de bar stonden en met de andere bardame en haar man, die als zijn vrouw moest werken meestal aan de andere kant van de bar zat. 


Toen de verkering uitging, bleef ik daar uitgaan.
Ik verzette alleen mijn stapavondje van zaterdagavond naar vrijdagavond omdat ik geen zin had mijn ex-vriendje tegen te komen. Maar vooral omdat het op vrijdag rustiger was en ik lekker bij kon kletsen met de dames achter de bar. Ik had een streepje voor bij hen, al heb ik geen idee waarom. Maar mijn rekening klopte nooit door ‘drankjes van het huis’ en als ze om twee uur ‘s nachts de tent leeg veegden, mocht ik als enige binnen op mijn taxi wachten. En soms zeiden ze achteloos tegen me ‘Ga je zo nog ff mee stappen?’

 

Als 19-jarig bleu meiske vond ik dat énorm stoer! Dat ik uitging met hén. Want zij waren wat ouder dan ik, volwassen in mijn ogen, met huizen en kleine kinderen. En met natuurlijk wat aanzien omdat zij het personeel waren van dat populaire café. En zo belandde ik regelmatig in Nachtcafé De Graanbeurs. Open tot 4 uur ‘s nachts. Eigenlijk was De Graanbeurs niet echt bijzonder. Een betonnen ruimte met een lange bar. Altijd druk. Muziek die keihard stond. Dus meestal stond ik gewoon ergens tegen een muur te proberen cool te zijn met een cola in mijn hand, te midden van mijn stoere vrienden. Het klonk zo ruig maar eigenlijk deed ik niet meer dan de filmposters bestuderen die bij De Graanbeurs aan de muur hingen.

 

Een van die posters was van Ladyhawke, een film uit 1985. Ik was destijds dól op die film én op de poster. En als ik terug denk aan De Graanbeurs moet ik altijd meteen aan Ladyhawke denken. Laatst kwam ik de dvd tegen en vorige week heb ik mijn dvd-speler afgestoft en Ladyhawke gekeken. Voor het eerst na al die jaren. Oké. Hij was een tikkie traag en minder grappig dan ik me herinnerde. Maar wel onze Rutger Houwer op z’n best. Je vergeet gewoon dat die man uit de Hollandse klei kwam. Matthew Broderick als jochie en mijn hemel, wat was Michelle Pfeiffer toch bloedmooi! 

 

En als je denkt dat mijn relaties problematisch waren: je zult het maar treffen als verliefd paar. Dat je vervloekt wordt, waardoor hij overdag mens is en ‘s nachts een wolf. En zij overdag een havik en ‘s nachts een mens. Dat is pas afzien! 

 

SPOILERALERT! 

Maar natuurlijk komt het goed. Uiteraard.

Het is niet voor niets een van mijn favoriete films. Nog steeds.

 

Je kunt Ladyhawke kijken op Disney+.
De dvd is ook nog gewoon te koop. 

 

 

Een nieuw avontuur van Uncle Bob.

Ik ben geboren en getogen in Breda en ik weet maar weinig van de natuur. Oké, Breda is geen wereldstad. Maar groot genoeg om op te groeien zonder dat je veel mee krijgt van de natuur. Ik speelde mijn hele jeugd in het park achter mijn huis. Als je tien minuten stevig door liep, stond je aan de andere kant van het park weer op een drukke weg. De enige natuur die ik in het park zag, waren rode mieren. Of af en toe een vlinder of een bij. Ik speelde vaak bij een vriendinnetje dat aan de rand van de stad woonde. Een kind dat gewend was aan buitenspelen. Ze klom in bomen en bouwde hutten en ik deed mee. Of liever gezegd; dat probeerde ik. Want ik was altijd dat kind dat in de brandnetels viel. Of haar laars kwijt raakte in een modderige sloot. Natuur en ik; dat was gewoon niet zo’n goede combi.

En nu woon ik in een dorp. Vlak bij de duinen en de zee. En als sinds ik hier woon, fiets ik één en dezelfde route naar het strand. Ik heb nog nooit een omweg gemaakt of een andere route geprobeerd. Voornamelijk omdat ik een hekel aan fietsen heb en dus gewoon de kortste route neem. Maar die route loopt door prachtige natuur! Ik fiets dwars door de duinen en vergaap me aan prachtige landschappen. Er zijn schapen en wilde paarden. En er zijn Schotse Hooglanders waar ik – vol ontzag – niet te dicht bij in de buurt durf te komen. 

Vandaag wilde ik naar het strand fietsen. Maar, oh help! Mijn vast route was afgesloten door de bouw van een nieuwe uitkijktoren op de Kruisberg. Dus moest ik wel een andere route nemen. Het was dinsdagmiddag en lekker rustig in de duinen. Met mijn camera op mijn rug week ik af van het bekende pad en volgde een ander pad. Ik maakte een enorme omweg maar ik bereikte zonder problemen de zee. Ik wandelde een flink stuk over het strand, genoot van het zonnetje en van het geluid van de zee. En ongemerkt was het ineens al laat en wilde ik naar huis. 

Ik stapte weer op mijn fiets en besloot niet weer die hele omweg te maken. Ik begon aan de terugreis en nam zomaar op gevoel een andere route. Ik fietste al zeker een kwartier toen ik me realiseerde dat ik al een hele tijd helemaal alleen was. Hm. En voor mijn gevoel fietste ik ook nog de verkeerde kant op. Ik nam een ander pad en fietste dapper door. Tot het pad ineens over ging in een zandpad. En ik had een déjà vu naar de fietstocht die ik ooit met Frank maakte. Maar toen waren we met zijn tweeën

Nu fietste ik moederziel alleen over een zandpad door de duinen. Af en toe keek ik eens om me heen. ‘Het is wel heel eenzaam hier’ deed het stemmetje in mijn hoofd. Waarop het andere stemmetje in mijn hoofd antwoordde ‘Mooi! Dat zijn er ook geen enge mensen!’ Ondertussen ploeterde ik door over het zandpaadje. Ik haat fietsen door rul zand! Dat je je wiel zo weg voelt glijden. Ik wéét dat je dan juist stevig door moet fietsen. Maar ergens durfde ik dat ook weer niet.  ‘Wat als ik val?’ piepte het stemmetje in mijn hoofd weer. ‘Nou’ zei het andere stemmetje ‘dan is er in elk geval niemand die het ziet’. ‘Maar wat als ik een been breek?’ ging het weer. ‘Dan bel je om hulp’ kwam het antwoord meteen. ‘Je zit hier niet in de Amazone. Je hebt gewoon bereik.’

Uiteindelijk bereikte ik een geasfalteerd pad dat me terug bracht naar de bewoonde wereld. Prachtig die natuur! Maar misschien zijn ‘natuur’ en ik nog steeds niet zo’n goede combi. Behalve lammetjes. Voor lammetjes maak ik een uitzondering. Lammetjes zijn misschien niet écht natuur maar wel lief en schattig. En zo heerlijk veilig. 

I love you… more….

Mijn dochter is allang groot. Een volwassen vrouw met een partner, een hond, een eigen huis, een drukke baan en een druk sociaal leven. Daardoor zien we elkaar niet heel erg vaak maar we appen elke dag. Soms hele gesprekken, soms maar een paar berichtjes. Maar we sluiten de dag eigenlijk altijd af met een ‘Welterusten!’ gevolgd door een ‘Love you’ soms verbasterd tot een ‘Lof joe’ of een oer-Hollands ‘Ik houd van jou’.

En soms belanden we in de  volkomen onzinnige en oeverloze discussie wie er nou meer van wie houdt. Houdt een kind meer van zijn of haar moeder? Of houdt een moeder meer van haar kind? Ik ben heilig overtuigd van de laatste stelling maar mijn dochter beweert dat zij meer van mij houdt dan ik van haar. Ha! Dat kán helemaal niet!

Soms appt ze mij haar ‘Love you’ vlak voor ze gaat slapen. En omdat ik vaak later naar bed ga dan zij, grijp ik dan mijn kans om er nog snel een ‘Love you more’ tegenaan te gooien. Ghèhèhè. Dat ik dan ‘s morgens wakker wordt met een huilende smiley van haar kant omdat ik gewonnen heb, neem ik op de koop toe.

Afgelopen weekend was ik met mijn moedertje op pad. Omdat ze op haar 91ste niet echt soepel meer is, heeft ze best wat hulp nodig. Voorzichtig probeerde ik haar haar jas aan trekken terwijl zij in haar rolstoel zat. Ik sjorde en ik trok aan haar broze armpjes en ik ben altijd bang dat ik per ongeluk iets afbreek. Ik klop af; tot nu toe is het altijd goed gegaan.

We lunchten gezellig bij mijn tante, waarbij mijn moeder meer praatte dan at. En omdat haar handen ook niet echt meer doen wat zij wil, wil ze nog wel eens knoeien. Geen probleem. Ik poetste de restjes eiersalade van haar bloes terwijl ik haar gerust stelde. ‘Geeft niks, ik was het wel uit’. En met een servetje veegde ik haar toet schoon. Eenmaal in de taxi terug naar huis sukkelde mijn moedertje in slaap. En ik zat vertederd naar haar te kijken. Zoals ik vroeger naar mijn dochter keek, tevreden slapend na een dagje uit.

Ineens realiseerde ik me dat de rollen omgedraaid zijn. Zoals mijn moeder mij vroeger in mijn baby-jasje wurmde, wurm ik haar nu in haar jas. Zoals zij vroeger mijn kinderwagen duwde, duw ik nu haar rolstoel. Zij smeerde mijn boterhammen en ik smeer nu de hare. En zoals zij vroeger mijn mond schoonveegde na een boterham met chocopasta, veeg ik nu de hare schoon.

Niet helemaal, trouwens. Want mijn moeder had de gruwelijke gewoonte, zoals zoveel moeders destijds waarschijnlijk, om onze mondhoeken schoon te poetsen met een zakdoek die ze vochtig maakte met speeksel. Met haar eigen speeksel welteverstaan. Verschrikkelijk vond ik dat!

De ultieme wraak zou zijn om haar nu, terwijl ze gekluisterd zit aan haar rolstoel, schoon te poetsen met míjn speeksel. Maar ik realiseerde me ineens dat ze daar helemaal niet mee zou zitten. Want ik ben haar kind. Zij houdt gewoon meer van mij dan ik van haar. Dat moet wel! Want als moeder doe je de meest ranzige dingen.

Al die poepluiers die je verschoont, de liters kots die je ruimt en de ongeveer 564.986 groene snottebellen die je afveegt. Of al die bloedende knietjes die je schoon wast na de zoveelste valpartij. Of die keer dat je je kind troostte dat een tand door haar lip viel, dicht tegen je aan, zodat je er zelf uitzag alsof je net een varken geslacht had. Dat is liefde. Oneindige, onvoorwaardelijke liefde.

Het is vast biologisch bepaald maar ik weet het zeker. Moeders houden meer van hun kind dan andersom. I rest my case. Sorry, Mich. Ik win! Love you more! ❤️

Slons.

Een huishouden om door een ringetje te halen. Het aanrecht altijd leeg. Het bed altijd opgemaakt. De keukenkastjes altijd schoon. De ramen altijd gezeemd.

Man, wat een perfecte huisvrouw was ik! Altijd al, toen ik alleen woonde met mijn dochter. En later, toen ik samenwoonde ook. Elke week een vast poetsrondje, dat ik uitvoerde, no matter what. Als ik even geen tijd had, kon het best voorkomen dat ik ’s avonds om tien uur de badkamer nog stond te poetsen. En nu woon ik alleen. Al ruim een jaar. En ineens merk ik dat ik een slons ben.

Schijnbaar poetste ik vooral voor mijn huisgenoten. Zelf maakt het me duidelijk wat minder uit, merk ik nu. Niet dat het hier nu vies is, hoor. Ik doe nog steeds een wekelijks poetsrondje. Maar als je alleen woont, wordt de boel gewoon minder vies. Dan bekijk ik de tegels in de badkamer en denk ‘Dat ziet er nog prima uit!’ en sla de poetsbeurt over. Ik maak de wasbak schoon en dweil de vloer en that’s it.

Het toilet krijgt een wekelijke poetsbeurt. Maar het kan zomaar voorkomen dat er een hele nacht vuile vaat in de gootsteen staat. Ik heb een vaatwasser, he? Ik moet anderhalve meter lopen om de vuile vaat er in te zetten. Maar ik denk steeds vaker ‘Dat doe ik morgen wel.’ Ik gooi mijn dekbed ’s morgens open om te luchten. En pas ’s avonds als ik naar bed ga, ontdek ik dat ik mijn bed niet opgemaakt heb. Boejuh!

Soms zitten de schone handdoeken twee dagen in de droger. Dan trek ik er gewoon een schone uit als ik er eentje nodig heb. En mijn ramen moeten hoognodig gezeemd worden, maar met al die regen zie ik er het nut niet van in. Terwijl ik vroeger tussen de buien door met een emmer naar buiten stormde, is ‘Volgende week misschien’ een term die steeds vaker door mijn hoofd spookt.

Mijn emmer kijkt me kwaad aan, vanaf zijn vaste plekje. Maar ik laat ‘m gewoon kijken en trek me er niks van aan. Want weet je wat ik ontdekt heb? Dat de wereld niet vergaat als er stof op de kast ligt. Het is écht waar wat ze zeggen! Wijsheid komt met de jaren. Het leven wordt steeds leuker.