Categoriearchief: Me, myself and I

Uncle Bob op grote hoogte.

Toen ik pas in Heemskerk woonde, ontdekte ik in de duinen een uitkijktoren. Gek genoeg ben ik, ondanks mijn hoogtevrees, toch dol op mooie uitzichten. Dus beklom ik de toren en genoot ik met een zenuwachtige kriebel in mijn buik van het uitzicht.

Vlak daarna werd de toren gesloten en afgebroken omdat hij niet veilig meer zou zijn. En er zou geen nieuwe toren komen. De hel brak los in Heemskerk. Er werd gemopperd en gezeurd. Er kwam zelfs een heuse petitie tot de gemeente uiteindelijk toe gaf; er zou een nieuwe uitkijktoren komen.

Vorige week was Beste Vriend hier en we besloten samen film te kijken. Hij weet altijd feilloos de juiste films uit te kiezen dus ik liet de keuze bij hem. Hij koos voor Fall, een film over twee jonge vrouwen die een 600 meter hoge radiotoren gaan beklimmen, midden in de woestijn.

Ik had zo mijn twijfels toen de film begon. ‘Gaan we nu echt anderhalf uur kijken naar twee vrouwen die omhoog klimmen?’ zei ik nog. Maar zoals altijd was de filmtip van Beste Vriend niet verkeerd. Ondanks het lekkere weer zat ik binnen no time met ijskoude handen van de zenuwen aan de buis gekluisterd. Met die zenuwachtige hoogtevrees-kriebel in mijn buik.

Afgelopen weekend fietste ik langs het plekje waar de nieuwe uitkijktoren staat. Ik heb ‘m gebouwd zien worden, fietste er zelfs voor om, en nu was-ie open. Dus besloot ik eens naar boven te klimmen. En ik vond ‘m een partij hóóg!

Misschien is de nieuwe toren hoger. Of wordt mijn hoogtevrees erger. Of misschien kwam het gewoon doordat ik die film nog in mijn achterhoofd had. Maar ik had de grootste moeite om de balustrade los te laten om met twee handen mijn camera vast te houden. Maar ik deed het! En voorlopig hoef ik niet meer terug. Ik blijf even met beide benen op de grond.

Mocht je een spannende film zoeken; de trailer van Fall staat HIER.

Op de fiets.

Ik beken! Ik heb een beetje gelogen in mijn vorige log. Het is geen half uur fietsen naar mijn werk. Het is maar 23 minuten. Maar omdat ik twee keer onder een viaduct door moet, vind ik dat het een half uur is. En dan speel ik nog vals ook want ik heb een elektrische fiets. En toch zag ik als een berg tegen mijn dagelijkse fietstochten op. Gewoon omdat ik een gruwelijke hekel aan fietsen heb. Elektrisch of niet.

Als ik moet kiezen tussen twee uur lopen of één uur fietsen, ga ik liever lopen. En natuurlijk zou ik kunnen gaan lopen naar mijn werk. Dat zou me dan één uur en zes minuten kosten, enkele reis. Maar fietsen staat slechts op nummer 2 op de lijst van ‘Dingen die ik vreselijk haat’. En op nummer 1 staat – met stip! – vroeg op staan. Dus lopend naar mijn werk gaat ‘m echt niet worden. Dus ik fiets. Vier keer per week. twee keer een half uur per dag. Oké, oké. Twee keer 23 minuten.

Eerlijk is eerlijk; het valt me reuze mee. Natuurlijk omdat het vroeg licht is ’s morgens. En ’s morgens is het nog best fris maar ’s middags is de temperatuur meestal best aangenaam. Daarnaast is het vlak bij mijn werk enorm druk met auto’s. Als het regent, kan ik de auto pakken maar dan ben ik net zo lang onderweg. Maar dan met iets meer ergernis. En die elektrische fiets scheelt een hoop.

Het gaat mij niet eens om de snelheid. Ik heb niet de behoefte om heel hard te fietsen. Sterker nog; voor iemand met mijn gestoorde motoriek is het waarschijnlijk beter om niet hard te fietsen. Ik ben zo iemand die een lade dicht doet met haar vinger er nog tussen. Die haar halve vinger er af schaaft met de kaasschaaf. Ik heb mezelf ooit een blauw oog bezorgd door de vriezer open te doen terwijl ik mijn hoofd te dicht bij de deur hield. En als dramatisch dieptepunt kukelde ik ooit van de trap met mijn dochter in mijn armen. Het lijkt me gewoon beter dat ik niet hard fiets.

En dan nog; hoe meer mijn snelheid richting de 25 km per uur gaat, hoe meer mijn wantrouwen in het materieel groeit. Ik heb een stokoud tweedehands elektrisch fietsje. Ik ben altijd bang dat mijn voorvork afbreekt als ik over een drempel rijd. Of dat ik onderweg spontaan een wiel verlies of zo. Dus fiets ik nooit hard. Voor mij is het genoeg dat ik niet hard hoef te trappen. Ik laat me rustig inhalen door Jan en Alleman, rem af voor kruisingen en ga rustig door de bocht. Het enige voordeel van mijn manier van elektrisch fietsen is dat het voelt of ik altijd wind mee heb. Dat maakt dat half uurtje heen en dat half uurtje terug eigenlijk best lekker. Of nou ja, die 23 minuten.

 

 

Alice in Wonderland.

“Hoe bevalt je nieuwe baan?” vraagt iedereen. En er wordt verbaasd gereageerd als ik niet super enthousiast ben. Natuurlijk ben ik blij met mijn nieuwe baan. En zeker met een baan die zo in mijn straatje past. Maar dat paste mijn vorige baan ook. Ik had een droombaan en ik had het met gemak volgehouden tot mijn pensioen. Maar door omstandigheden was dat geen optie meer. Dat maakt het allemaal een beetje zuur.

Daarnaast vind ik het niet fijn om helemaal opnieuw te beginnen. Ik had zoveel kennis opgedaan in mijn oude baan. En nu weet ik niet eens waar het papier voor de printer ligt. “Leuk!” roept iedereen “Een nieuwe uitdaging!” Nou. Eerlijk gezegd ben ik niet zo dol op uitdagingen. Maar het is wat het is, en het komt ook wel goed.

Mijn nieuwe werk is niet zo geautomatiseerd als ik gewend ben. “Het werkt” zeggen ze “Dus we hebben het nooit aangepast.” Waar ik 12,5 jaar werkte in een papierloos kantoor met alle documenten in de cloud, loop ik nu weer met ordners vol paperassen te slepen. Maar ergens is het ook wel heel grappig omdat de werkwijze vrijwel dezelfde is als bij de vrachtwagengarage waar ik vroeger werkte. Ik zie pakbonnen voorbij komen van leveranciers die ik herken van vroeger en ik hoor dezelfde termen weer voorbij komen. Het gaat over werkorders, tachografen, luchtbalgen, proefritten, RDW-papieren en RAL-kleuren. Net als toen.

Ik voel me Alice in Wonderland. Ik ben ergens in een konijnenhol gevallen en in 1998 terecht gekomen. Zo lijkt dit bedrijf op de garage waar ik vroeger werkte. Het is maar goed dat mijn nieuwe werkplek 100 kilometer verwijderd is van de plaats waar ik in 1998 woonde en werkte. Want aan het einde van mijn werkdag heb ik steeds de neiging om naar het kinderdagverblijf te fietsen om mijn dochter op te halen. Gelukkig herinner ik me altijd net op tijd dat het 2023 is. Mijn dochter is dertig inmiddels. Die wóónt niet eens meer bij mij. En bovendien heeft ze een rijbewijs. Die komt zelf wel thuis.

Maar natuurlijk is er ook goed nieuws. De fietstocht van bijna een half uur naar mijn werk, waar ik – lui varken – als een berg tegenop zag, bevalt me eigenlijk heel goed. Als het regent, ga ik met de auto. En eerlijk is eerlijk, daar baal ik dan best van. Op de fiets vind ik fijner. Toch luister ik nog een beetje weemoedig naar de verkeersinformatie. Om te horen of er weer zo’n vervloekte file staat op de A9. Waar ik dan weer geen last van heb.

Maar de grootste omschakeling is toch wel het vroege opstaan en de deur uit gaan. Ik ben gewend aan laat opblijven en opstaan rond een uur of kwart voor acht. Kopje koffie, laptopje opstarten, tussendoor ontbijten en aankleden. Radiootje aan, lekker thuis. In plaats daarvan gaat de wekker nu om half zeven en zit ik om half acht op de fiets.

En na drie jaar thuis werken of alleen op kantoor moet ik enorm wennen aan de hele dag mensen om me heen. Gelukkig zijn het hele lieve mensen. Want mijn nieuwe collega’s zijn echt heel erg aardig. Daar bof ik dan weer mee! En eerlijk is eerlijk; als ik door de werkplaats loop, tussen al die grote vrachtwagens door, vind ik dat toch wel weer heel erg gaaf. Net als vroeger. Dus het komt wel goed. Het is alleen even wennen.

Beter goed gejat dan slecht bedacht.

Vier weken vakantie had ik tussen mijn oude en mijn nieuwe werk. En het was vier weken lang snertweer. Het was koud en het regende, dus vermaakte ik me binnenshuis. Terwijl de regen met bakken uit de hemel viel, hield ik een grote voorjaarsschoonmaak en maakte kamer voor kamer mijn huis schoon. En ik knutselde en frutselde. Ook wel eens fijn dat ik daar alle tijd voor had.

Een tijdje terug zag ik een plaatje op internet van een leuk lampje. Iemand – geen idee wie – schijnt ze te verkopen. Natuurlijk had ik kunnen gaan zoeken naar de verkoper van het lampje om er een te kunnen kopen. Maar het leek mij nou juist zo leuk om er eentje te máken. Want ik had helemaal geen lampje nodig. Maar wel iets om de tijd te doden.

Bij Action kocht ik een koplamp en een ledenpop. Jammer dat ik zo snel geen oude koplamp kon vinden! En bij de Hema kocht ik een houten kistje waar het poppetje op kon zitten. Ik besloot niet voor de dynamo-versie te gaan. Dynamo’s zijn een beetje uit de tijd nu iedereen losse fietslampjes gebruikt dus een oude dynamo kon ik ook al niet vinden. Daarom besloot ik te gaan voor een lezende versie.

Ik greep de ledenpop en stok bruut zijn kop van zijn romp. In zijn romp bleek, heel logisch eigenlijk, een veer te zitten. En ik bleek die veer eigenlijk vrij simpel aan de koplamp te kunnen haken. Dat was dat. Daarna beitste ik het lijf met een restje beits dat nog in de berging stond. Het gladgeschuurde kistje maakt ik ‘oud’ door er flink op te slaan met een sok met daarin wat schroeven en moeren. Daarna beitste ik het kistje twee keer zodat het een andere kleur kreeg dan het poppetje. Ik plakte het poppetje op het kistje, printte een miniboekje uit en plakte dat aan de handjes van het poppetje vast.

En dat was dat. Hoewel ik me verheugd had op een urenlange knutselsessie, was het eigenlijk zo klaar. En het regende nog steeds. Dus pakte ik maar weer een emmer met sop om de volgende kamer te poetsen. Mijn lampje zette ik op de vensterbank. Kon-ie lekker naar de regen kijken terwijl hij zijn boek las. Het hele project kostte me nog geen tien euro. Ongeveer vijf euro voor de koplamp en vijf voor het poppetje. En een sok. Het kostte me ook een sok. Wat dat trucje met die schroeven en moeren heeft mijn sok niet overleefd. Mijn lampje is niet helemaal geworden zoals ik het in mijn hoofd had maar ik vind ‘m leuk! Hij mag blijven.