Categoriearchief: Me, myself and I

Griep. De Do’s en de Don’ts.

De winter duurde eeuwig en ik kon niet wacht tot het mooi weer werd. Echt mooi weer want van 17 graden Celsius word ik ook niet blij. Ergens vorige week was het zover. Mooi weer! Maar wie denkt dat ik nu zielsgelukkig op het strand rondhang, aan het wandelen ben en overal foto’s van maak, komt bedrogen uit. Ik heb griep. Een hele hardnekkige, gemene griep waardoor ik als een soort zombie de dagen door kom. Waar een normaal griepje binnen een paar dagen over is, duurt deze al langer dan een week. Een mooi moment om de do’s en don’t bij griep eens te onderzoeken. Doe ik toch nog iets nuttigs.

Het begon eigenlijk dinsdagavond. Ik was bij dochterlief en we keken een film (de eerste Doen als je griep hebt: kijk Labyrinth!). Het was lekker weer en zij had de schuifpui open. Maar ik trok een dekentje over me heen want ik had het koud. Ik reed naar huis met de verwarming op 24 graden en werd maar niet warm. Dat was een teken aan de wand.

Op woensdag werd ik gammel wakker. Ik appte mijn collega’s dat ik niet naar kantoor kwam maar thuis zou werken. Dat deed ik, min of meer. Ik begon steeds meer te snotteren. Ik begon spierpijn te krijgen, te hoesten en ik zat onder een dekentje achter mijn laptop met het gevoel alsof ik dood zou vriezen. Ik deed een coronatest maar tot mijn verbazing was die negatief.

Donderdag was het Hemelvaartsdag. Vaag registreerde ik dat de zon volop scheen maar ik bleef in bed, beetje slapen, beetje soezen. Doen als je griep hebt: veel drinken! Dat schijnt gezond te zijn. Koud water en warme thee bevielen het beste. En was één klein nadeel; ik moest inmiddels zo verschrikkelijk hoesten dat ik een paar keer een ongelukje had. En nee; dat heeft niet te maken met het feit dat ik een vrouw ben van middelbare leeftijd. Ik kan niesen, lachen, springen en een radslag maken zonder ergens last van te hebben. Maar nu moest ik zo hard hoesten dat ik af en toe een verschoontje nodig had.

Vrijdag had ik weer een thuiswerk dag. Er zijn al twee collega’s ziek dus ik bikkelde dapper door. Van onder mijn dekentje. Ik had enorm veel spierpijn bij mijn ribben. Hoesten was enorm pijnlijk. Gelukkig hoefde ik alleen maar de hele dag te hoesten dus dat viel mee. Mijn oren begonnen dicht te zitten dus ik sleepte mezelf naar de drogist en kocht neusdruppels. Dat schijnt te helpen.

Zaterdag. Een vrije dag. Ik voelde me ietsjes beter en besloot wat aan het huishouden te doen. Niet doen als je griep hebt: het huishouden doen. Het kleine beetje energie dat ik had, was eind van de middag finaal op. Mijn stoere uitspraak dat je van op de bank hangen ook niet beter werd, klopt niet. Doen als je griep hebt: houd je rustig! Ik miste het Noorderlicht finaal. Dat vond ik heel, heel jammer.

Mijn rechteroor zat – ondanks de neusdruppels – finaal dicht tot ik er gestoord van werd. Bovendien deden mijn oren pijn als ik moest hoesten. ’s Avonds laat herinnerde ik me dat je olijfolie in je oor kunt druppelen. Uit pure wanhoop deed ik dat. Niet doen als je griep hebt: olijfolie in je oor druppelen. Het hielp totaal niet. In plaats van een oor dat dicht zat, had ik nu een vét oor dat dicht zat.

Zondag was het Moederdag en warm. En als Moederdaguitje had ik een wijnproeverij bij de Scheepskameel in Amsterdam met dochter en schoonzoon. Ik had gewoon niet moeten gaan. Maar ik ging toch, omdat ik mezelf eigenlijk uitgenodigd had én omdat de kinderen de dinsdag daarop op vakantie gingen. Ik ging met de trein naar Amsterdam en nam de tram naar de Wijnkameel. Geen puf of dat kleine stukje te lopen.

Het was supergezellig maar ik knapte er niet echt van op. Zeker niet toen ik met het hele gezelschap mee terug wandelde naar het station. De wijn was lekker maar hielp ook niet trouwens. ’s Avonds was ik tot niks meer in staat behalve mijn Netflix-serie afkijken. De echte oordruppels die ik gekocht hadden deden niks maar de serie leidde lekker af. Als je denkt dat je leven tegen zit, moet je deze serie kijken. Dan valt je eigen sores best wel mee. Dus.. Niet doen bij griep: oordruppels kopen. Zinloos. Wel doen bij griep: de serie Maid kijken. Met een fantastische Andie MacDowell als compleet gestoorde moeder en oma.

Maandag was mijn vrije dag. En ik lag in bed. De Antigrippine die ik gekocht had, was inmiddels op. Ik had nog onderzocht wat het verschil was met paracetamol. In Antigrippine zit coffeïne en vitamine C. Maar het deed helemaal niks. Dus niet doen bij griep: antigrippine kopen. Wat wél hielp, tegen mijn zere keel die maar pijn bleef doen, wat Strephen keelspray. Dus wel doen bij griep: Strephen kopen.

Dinsdag, woensdag en donderdag werkte ik weer thuis en beetje bij beetje lijkt het nu iets beter te gaan. Af en toe zit mijn oor nog dicht. Ik hoest me nog steeds te pletter maar ik houd het inmiddels droog. De koorts lijkt definitief over en zeker in de middagen begin ik me weer een beetje mens te worden. De ochtenden zijn nog steeds niet fijn. Ik hoest mezelf ’s nachts wakker (en mijn buren ook vrees ik) en wordt compleet verstopt wakker. Ik ben eest een half uur bezig met mijn neus snuiten en mijn klapperende slijmvliezen weer op de juiste volgorde leggen. Maar daarna gaat het wel.

Rond een uur of elf ’s avonds, het tijdstip dat normaal gesproken mijn avond begint, is mijn energie opperdepop en rol ik mijn bed in. Ik hoop van harte dat ik komend weekend genoeg opgeknapt ben om voorzichtig eens buiten te gaan kijken. Een klein blokje om misschien.

Morgen probeer ik eerst een wandelingetje naar de supermarkt te maken. 500 meter. Dat moet lukken! Want ik ben zielig en ik wil troostvoer. Pizza! IJs! En croissantjes! Noedels! Van alles! Veel!

De klad erin.

Er zijn jaren geweest dat als je me midden in de nacht wakker zou maken om te vragen wat er op mijn bankrekening stond, ik je het juiste bedrag kon noemen. Nauwkeurig tot op de cijfers achter de komma, vrees ik. Dat kwam voornamelijk omdat ik meestal rood stond. Ik was alleenstaande moeder en verdiende maar een heel gewoon salarisje. Ik kreeg gelukkig huurtoeslag en we hadden eigenlijk alles wat we nodig hadden. Maar soms was het even puzzelen.

Het was de tijd van de papieren bankafschriften. Die bewaarde ik zorgvuldig in een plastic map van de bank. Betalingen gingen per acceptgiro en alle acceptgiro’s die binnenkwamen verzamelde in voorin de map van de bank. En als mijn salaris binnen kwam, betaalde ik alle acceptgiro’s. Soms, als ik een beetje krap zat, verschoof ik wel eens een acceptgiro en betaalde dan de herinnering die later binnen kwam. Ik was altijd voorzichtig met wát ik verschoof. Nooit de premies van verzekeringen omdat ik dondersgoed wist dat ik niet verzekerd zou zijn als ik die niet betaalde. Ooit nooit de contributie voor Michelle’s turnlessen. Omdat ik die mensen persoonlijk kende en niet als wanbetaler te boek wilde staan.

Mijn inkomsten en uitgaven hield ik bij in een schrift. En later, toen de computer zijn intrede deed, maakte ik een Excel bestand waarin ik nauwkeurig bij hield wat er binnen kwam en wat er uit ging. Ik bleef dat doen. Toen ik alleen woonde met mijn kind, toen mijn kind uitvloog, toen ik later samen ging wonen en ook toen ik weer alleen ging wonen. Nog steeds noteerde ik alles in mijn Excel bestand. Jaar na jaar, maand na maand. En ik kan het iedereen aanraden. Het geeft je inzicht in je financiën en je bent je beter bewust van wat er aan geld binnen komt. Maar vooral van wat er uitgegeven wordt.

Soms kijk ik nog wel eens in mijn oude kasboeken. De oudste die ik nog heb is van 2004. Het was een bijzonder jaar want Michelle en ik gingen samen met mijn zus en haar dochter op vakantie naar Spanje. Kijk die blije koppies eens op de foto! Het is leuk om te kijken wat voor bedragen ik toen betaalde. Ik verdiende ongeveer € 1100,- en daar was ik mega-trots op. Grappig is ook het kleedgeld van Michelle, die toen bijna 12 was. Per maand kreeg ze € 40,- . Ik moet tot mijn grote schande bekennen dat dat bedrag altijd hetzelfde is gebleven. Tot ze op kamers ging wonen op haar 17e. Ik ging voor € 13,- naar de kapper en ik deed mijn boodschappen bij twee verschillende supermarkten. Ook bijzonder; ik kocht haar verjaardagscadeautje bij Kruidvat en echt veel besteedde ik niet. En ik betaalde maar € 234,02 huur. Met dank aan de huursubsidie die ik destijds kreeg. Ik zei het al; het was soms puzzelen maar we kwamen echt niks te kort.

Eind vorig jaar liep mijn altijd zo zorgvuldig bijgehouden boekhouding in de soep. Voor het eerst in jaren. Mijn moeder overleed en ik was druk met van alles en nog wat. Daarna kwam de troost-shop-fase die nou eenmaal bij een overlijden hoort. Ik keek eigenlijk nergens meer naar. Ik lette niet op prijzen en dacht nergens over na. En van mijn kasboek invullen kwam helemaal niks. Steeds nam ik me voor om in de volgende maand weer te beginnen. Maar ik liet de boel de boel.

Op zich is dat niet erg. Ik woon alleen, heb een goed salaris en ik hoef niet meer zo op de centjes te letten. Maar ik vind het wél gewoon zonde van het geld. Dat gewoon de deur uitvliegt zonder dat ik weet waarheen. Want dát gebeurt er als het niet bijhoudt. En natuurlijk had ik een goed excuus. Voor die eerste maand na mijn moeders overlijden. En misschien ook nog voor de maand daarna. Maar het is een beetje onzin om je dode moeder na een half jaar nog te gebruiken als excuus voor je eigen laksheid.

Dus als mijn volgende salaris binnen komt, ga ik alles weer noteren. Ik ben wel benieuwd waar mijn geld inmiddels allemaal heen vliegt. En het is gewoon fijn om goed te weten hoe je er financieel voorstaat. Mijn moeder zou trots op me zijn 😉

Houden jullie een kasboek bij?

Quatre Bras.

Maandag ging ik met een pannetje pasta naar de liefste ex om gezellig samen te eten. Hij had een slechte dag met veel pijn en wilde na het eten eigenlijk meteen even liggen. Helemaal prima. We spraken af elkaar snel weer te zien en ik vertrok naar huis. Onderweg van Hillegom naar Heemskerk stond ik stil voor een stoplicht. Ik keek naar een huis aan mijn linkerkant. Een prachtig pand met de naam Quatre Bras.

Als een mokerslag kwam er een jeugdherinnering binnen. Quatre Bras was een term die vroeger thuis vaak voorbij kwam. Als we op familiebezoek gingen bij mijn ooms en tantes. In de oude DAF van mijn vader – die toen hij versleten was nog voorbij kwam tijden het Achteruit Rijden van Ter land, ter zee en in de lucht op tv – reden mijn vader, mijn moeder en ik van Breda naar Oisterwijk of Haaren.

Mijn ouders speelden kaartspelletjes met de ooms en tantes en ik speelde met het speelgoed dat ik mee sleepte in die oude DAF. Ik herinner me dat ik een poppenkop had die je op kon maken met speelgoed make up. Of je kon kappertje spelen. Want de  poppenkop had een uittrekbare steng lang blond haar in haar hoofd. Ik zette de kop het liefst op de achterbank naast me bovenop de doos waar ze in zat. Dan leek het net alsof we met z’n tweeën op de achterbank zaten.

Ik heb geen idee waarom de term Quatre Bras zo bekend klinkt. Vaag denk ik te weten dat het een hotel was. Of een knooppunt onderweg? Zuchtte mijn moeder ‘Ah! Quatre Bras! We zijn er bijna!’ als we in de auto zaten? Of ruzieden mijn ouders samen over de route voor in de auto? ‘Neehee, bij Quatre Bras rechtdoor.’

Ik weet het niet. Ik weet alleen dat ik op de terugweg nooit iets hoorde over Quatre Bras. Dan lag ik op de achterbank onder dezelfde deken die nu nog steeds in mijn eigen auto ligt. Met mijn poppenkop in de doos terwijl we geruisloos Quatre Bras passeerden. Schijnbaar was het alleen op de heenweg een item.

Vijfenveertig jaar later sta ik ergens in Noord Holland voor een stoplicht te kijken naar een huis wat Quatre Bras heet. Meer dan 100 kilometer van die andere Quatre Bras vandaan, die ongetwijfeld ergens in Brabant ligt. En ineens realiseer me ineens dat ik niet meer kan vragen naar Quatre Bras. Mijn vader én mijn moeder zijn nu allebei dood. Weg. Ik realiseer me ineens dat ik niks meer kan zeggen, niks meer kan vragen. Ik ben officieel een weeskind nu.

Gelukkig heb ik veel gepraat, veel gevraagd en veel antwoorden gekregen. Van zowel mijn vader als mijn moeder. Maar waarom er zoveel bellen afgingen bij een huis dat Quatre Bras* heet, zal voor altijd een raadsel blijven.

* Dat bij Quatre Bras een veldslag gevoerd werd door Napoleon, vlak voor hij verloor in Waterloo, dat wist ik. Verder blijkt Quatre Bras een restaurant te zijn in Best. En dat is vreemd. Want daar kom je niet langs als je vanuit Breda naar Tilburg of Haaren rijdt. Het blijft inderdaad een raadsel…

Ik wil dat ook!

Mijn guilty pleasure is het (terug)kijken van de klusprojecten in Eigen Huis en Tuin dat dagelijks tussen vijf en zes uitgezonden wordt. Een handige dame klust er op los en maakt de mooiste kinderkamers, op maat gemaakte kasten en zitbanken. Ze schildert, behangt, zaagt en schroeft alsof het niks is en zet zo de mooiste dingen in elkaar. Ik kijk het programma regelmatig. Vooral omdat ik zelf ook best een handige dame ben.

Ik schilder, behang, zaag en schroef ook. Toch kan ik niet zeggen dat het programma een bron van inspiratie is. Of dat ik er klusideetjes opdoe. Eigenlijk is dat hele klusitem een bron van ellende en vraag ik me steeds weer af waaróm ik eigenlijk naar dat stomme programma kijk. Want stom is het! En het komt regelmatig voor dat ik hoofdschuddend op de bank zit.

Want kijk haar gaan, die tuthola op tv. Ze gaat even een plankje zagen. Ze heeft een knoeperd van een werkbank staan, ze heeft een heuse cirkelzaag en ze heeft braaf gehoorbescherming op. Vrolijk zaagt ze een dikke plank doormidden. Ik daarentegen, ik heb geen gehoorbescherming. Die heb ik ook niet nodig want ik heb gewoon een handzaag. In plaats van een werkbank zet ik wat krukjes op de juiste plaats, leg daar mijn plank op. En te ver voorover gebogen zaag ik vervolgens met veel moeite mijn plank door, die wiebelig op een paar krukjes ligt.

En wat denk je van die op maat gemaakte wandkasten? Met van die mooie vakken waar je tv precies in past. Tuthola zaagt vrolijk de dikke mdf-platen op maat. Ik weet niet, hoor. Wel eens in een bouwmarkt geweest? Heb je enig idee wat zo’n kast gaat kosten als je hem zelf maakt? Alleen al aan het hout ben je kapitalen kwijt. En dan reken ik de houtlijm, de schroeven, de grondverf en de lak nog niet eens mee. Laat maar; dan ga ik wel naar Ikea.

En nooit, echt nooit, zie ik Tuthola haar kwasten schoonmaken of zaagsel opvegen. Zij heeft daar natuurlijk personeel voor. Ik heb dat niet dus ik sta een half uur lang rollers uit te spoelen waarbij is me afvraag wat nou beter is. Weggooien en nieuwe kopen of dit? Ze knoeit ook nooit met verf. Ook al zo irritant. Het lijkt er verdacht veel op dat ze af en toe de kwast vast houdt voor de camera en verder niks. Want als ik schilder, loopt de verf via mijn rechteroksel naar mijn linkervoet, terwijl mijn haar door de war zit, ik overal zwarte vlekken op mijn gezicht heb en het zweet op mijn bovenlip staat.

Maar zij niet. Zij klust stralend verder. Haartjes in een frisse paardenstaart, smetteloos outfitje aan en geen vlekje of kreukje te zien. En na het klussen vertrekt zij gewoon fluitend naar een opgeruimd huis. Als ík klaar ben met klussen, moet ik al het gereedschap nog opruimen. De hele boel weer stofzuigen en mezelf weer toonbaar maken. Daarnaast heb ik ook nog het vermoeden dat zij betaald wordt voor haar klusjes. Die klussen van mij kósten alleen maar geld.

Tegen de tijd dat haar klusproject af is, zit ik te mopperen op de bank. ‘Ja, duh! Zó kan ik het ook.’ Ik weet het; vreselijk onaardig. Want Tuthola is vast een hartstikke leuke meid. De keiharde waarheid is dat ik gewoon jaloers ben. Op die werkbank, die zaagmachines en al het andere prachtige materiaal dat ze tot haar beschikking heeft. Maar vooral op die hele crew die voor haar sleept met dure mdf-platen, de bende achter haar kont opruimt en alle kwasten schoonmaakt. Ik wil dat ook!