Categoriearchief: Terug in de tijd

Ik ook van jou.

Vanwege een afspraak ben ik in Brabant. En als ik er tóch ben; no way dat ik uit Brabant vertrek zonder mijn oude moedertje gedag te zeggen! Dus rijd ik onderweg naar huis even langs het tehuis waar ze woont.

Ik heb haar schone was bij me en hoop dat de boel niet te veel gekreukeld is na een lange dag in mijn kofferbak. Wegens plaatsgebrek op haar kamer heeft ze een eigen kast in mijn huis waar haar winterkleding hangt. Ik wil niet dat ze het koud krijgt nu het herfst wordt. Dus heb ik ook wat truien en vesten ingepakt.

Al rijdend onderweg naar de zorginstelling waar ze woont, mijmer ik hoe de rollen omgedraaid zijn, nu ze zo oud is. Hoe wij nu voor mijn moeder zorgen, zoals zij ooit voor ons zorgde. We vallen haar niet meer lastig met onze sores. Die lossen we zelf wel op, zonder haar. Want we zijn nu echt volwassen. Ondertussen helpen we haar waar we kunnen en en proberen we ervoor te zorgen zodat ze zo comfortabel is als maar mogelijk is.

De deur van haar kamer staat altijd open. Want ze is dol op aanloop. Iedereen kan altijd bij haar binnen lopen. Als bij haar kamer kom, blijf ik in de deuropening staan. Ze heeft me niet aan horen komen. Stilletjes sta ik in de deuropening naar haar te kijken, zoals ze daar zit in haar rolstoel. Ze kan bijna niets meer. De weinige hobby’s die ze had, kan ze niet meer doen omdat haar handen niet meer willen. Ze zit vaak maar wat te suffen. Half te slapen, te wachten. Tot er weer een dag voorbij is.

Maar vandaag zit ze te glimlachen. En als ik wat beter kijk, zie ik dat ze een foto-album op schoot heeft. Een oud foto-album. Met daarin de babyfoto’s van mij en mijn broers en zussen. Ze zei nooit dat ze van ons houdt. Haar generatie praatte niet over gevoelens. Dat ze van ons houdt, liet ze blijken door warme maaltijden, schoon gewassen kleren en een keurig huis.

Maar ze houdt van ons. Met haar hele hart. Ik zie het in haar glimlach terwijl ze met haar gerimpelde handen de vergeelde foto’s streelt terwijl ik naar haar sta te kijken.

‘Ik ook van jou, mam’ denk ik terwijl ik naar binnen loop en haar een knuffel geef. En ik tel mijn zegeningen dat ik het nog gewoon hardop tegen haar kan zeggen.

Afgekickt.

Het schijnt vaker voor te komen. Althans… ik ken in het weblogwereldje meerdere dames die het hebben. Meestal lopen ze er niet mee te koop. Maar uiteindelijk gaat het toch opvallen. Je herkent de gretige blik in hun ogen als ze van plan zijn het te gaan doen. En je herkent de hysterische toon in de logjes die ze plaatsen als ze het ook daadwerkelijk gedaan hebben. Als ze wéér een nieuwe tas gekocht hebben en daar talloze foto’s van op hun weblog plaatsen. Ik herken al de tassen-koop-verslaafden meteen. Tenslotte was ik jarenlang één van hen.

Ik had ze in alle kleuren en maten; tassen. Rugzakjes, zwarte tassen, blauwe tassen en bruine tassen. Groot, klein en met veel ritsjes en vakjes of juist heel simpel. Meestal waren mijn tassen van inferieure kwaliteit en binnen no time kapot. Mijn verslaving viel op zo’n moment niet meer te verbloemen. Want zodra mijn tas een mankement vertoonde, begon ik te juichen. “Joepie!! Mijn tas is stuk!”. Je kon mij in die dagen niet blijer maken dan met een kapotte tas. Want dan mocht ik een nieuwe kopen!

Toch gebeurde het onvermijdelijke. In 2010 kreeg ik van de liefste ex een tas cadeau. Een echte, zo’n sjieke. Die bleek onverwoestbaar te zijn. Net zo als de bijbehorende portemonnee. Dus daarmee verviel de noodzaak om om de haverklap een nieuwe tas te scoren. En in de loop der jaren veranderden er nog meer dingen. Ik stopte met roken waardoor ik geen sigaretten meer mee hoefde te nemen. Mijn roze papieren rijbewijs werd een pasje, dat ik opborg in mijn telefoonhoesje. Contant geld raakte zo uit, dat ik het vrijwel nooit meer gebruik en pin met mijn bankpas die, net als mijn rijbewijs, in het hoesje van mijn telefoon zit. En die telefoon? Die is zo klein; daar heb ik geen tas voor nodig. Die stop ik gewoon in mijn broekzak.

Ik kan dus wel stellen dat ik tegenwoordig compleet tas-loos door het leven ga. Maar een paar weken terug had ik toch even een kleine terugval. Op de Italiaanse beurs kon ik de stand met Italiaanse tassen niet weerstaan. Het was sterker dan mezelf en nog geen vijf minuten nadat we op het terrein waren, stond ik al hebberig naar al die tassen te kijken. En ik zwichtte. Ik kocht een nieuwe tas. Zo eentje die je ook als rugzak kunt gebruiken. Zo eentje die ik ábsoluut niet nodig heb.

Want sinds ik de tas gekocht heb, heb ik ‘m maar een keer gebruikt. Verder hangt-ie gewoon aan de kapstok. Mooi te wezen. En ik moet zeggen; dat staat eigenlijk best wel hip! Is het toch niet helemaal een miskoop. En mocht ik eens in een gekke bui zijn dan kan ik ‘m nog gebruiken als tas ook.

De dode hoek, mensen!

Kijk nou wat ik vind tussen mijn concept-blogjes! Een vrachtwagen-blogje, geschreven in maart 2023. Ik had nooit kunnen bedenken dat ik nu wéér tussen de vrachtwagens werk. De foto hier onder is wel van vandaag. Ik hoefde niet ver te zoeken 😉

Op een gewone doordeweekse dag, wandel ik tussen de middag naar de bakker voor een halfje bruin. Vlak voor ik de parkeerplaats bij de winkels op wil lopen, zie ik een enorme vrachtwagen een haast onmogelijke draai maken. Achteruit, de smalle ingang van het parkeerterrein op, om met de achterkant van zijn trailer bij de plaatselijke Trekpleister uit te komen om een nieuwe voorraad bende af te leveren. De chauffeur moet een paar keer steken om onhandig geparkeerde auto’s te ontwijken. Hij blokkeert een tijdje de straat naast de parkeerplaats. Hij steekt nog een keer achteruit en ik stop op de stoep. Op ruime afstand wacht ik geduldig af. Ik vermoed dat de chauffeur op jonge leeftijd al te kampen zal krijgen met versleten nekwervels. Ik zie zijn hoofd van links naar rechts schieten. Ik zie hem zichzelf uitrekken om goed zicht te hebben.

Ik blijf op de stoep staan en maak oogcontact met de chauffeur. Rustig aan, vriend. Ik sta hier en ik blijf hier staan tot jij klaar bent. Ik heb jarenlang in een vrachtwagen garage gewerkt. Dus ik weet hoe groot trucks zijn. En ja, ik weet het. Ze zijn rete-irritant op de weg. Die truckers. Ze douwen door als ze invoegen. Ze halen elkaar minutenlang in met twee kilometer verschil op de teller waardoor je er niet langs kunt. Maar realiseer je ook dat een vrachtwagen zomaar een paar ton kan wegen. Die zet je niet zomaar even stil. Realiseer je dat een vrachtwagen, zélfs een Volvo, niet zo wendbaar is als jouw personenwagen.

En terwijl ik daar sta te wachten, zie ik van alles vlak langs de vrachtwagen schieten. Die vrouw met die rollator had beter aan de overkant kunnen gaan lopen. Die twee tieners op de fiets, die vlak achter de oplegger langs fietsen weten misschien niet beter. Maar die moeder, die met twee koters op haar fiets, rakelings langs de rechterkant van de truck fietst, zou gewoon een enorme schop onder haar kont moeten krijgen. Zijn mensen nou zo dom of heeft echt nog nooit iemand van de dode hoek gehoord?

Dus hier is-ie nog een keer, mensen! De dode hoek! De chauffeur kan vanuit zijn cabine de personen binnen de gele lijnen NIET zien.

Bron foto: Yves Haud’Huyze, LinkedIn

Rembrandtdagen Leiden.

Op de warmste dag van het jaar had ik met Rietepietz afgesproken om naar de Rembrandtdagen in Leiden te gaan. Ik vertrok afgelopen zaterdag om half elf en het was al bloedheet toen ik de trap van mijn appartement afliep. Mijn cameratas hing loodzwaar op mijn al bezwete rug. Terwijl in mijn hoofd de wijze les van mijn fotografie-juf op afstand klonk (‘Neem áltijd je camera mee’) besloot ik toch terug te lopen. Ik dumpte mijn camera en pakte een licht rugzakje. En mijn mobiel als camera. Vooral omdat ik op station Haarlem maar twee minuten overstap-tijd zou hebben. Ik vreesde dat ik een sprintje zou moet trekken.

Dat sprintje bleek niet nodig. Want sprinten deed de sprinter van Heemskerk naar Haarlem niet. Dat bleek meer een boemeltje te zijn. Dus miste ik mijn aansluiting terwijl Rietepietz, dank zij een trein eerder, al lang en breed in Leiden stond. Ik herkende haar uit duizenden toen ik uiteindelijk aankwam in de stationshal. Want zo werkt dat in weblogland. Je kent elkaar al een beetje en je herkent elkaar gewoon. Gezellig keuvelend liepen we Leiden in op zoek naar de Pieterskerk waar de Rembrandtdagen plaats vonden. Dat lukte vrij vlotjes waarna we de 17e eeuw betraden.

We maakten een heuse middeleeuwse rechtszaak mee. En toen we plots een hoop gehuil hoorden, bleek er een dode te zijn gevallen, die op een kar naar zijn laatste rustplaats werd gebracht door zijn treurende weduwe. Ondertussen kwamen de schilderijen van Rembrandt tot leven. De dames stapten uit hun lijst om hun verhaal te vertellen. En Rietepietz en ik stapten even in een lijst om onszelf te laten vereeuwigen.

Maar toen hadden we dorst. Helaas konden we geen terrasje in de schaduw vinden. Dus liepen we nog een rondje. We liepen naar de universiteit waar we Nicolaes Tulp in het echt aan het werk zagen. Er we ontdekten het lijk waar zo even nog hartstochtelijk om gehuild werd. Het stond zomaar alleen ergens op straat geparkeerd. ‘Gelukkig ligt-ie in de schaduw’ merkte Rietepietz praktisch op ‘Het duurt wel even voor hij gaat ontbinden.’

We vonden een eerste rangsplekje op een terras in de schaduw waar we genoten van een koel drankje en een lekkere late lunch. Achter ons liep de complete cast van De Nachtwacht voorbij. We kletsen bij over de dingen die niet te vinden zijn op onze weblogs en we vertrokken pas toen er een beul langs kwam en ons weg joeg.

Tijdens de wandeling naar het station passeerden we nog twee wasvrouwen die mij uit de kleren probeerden te praten. ‘Gij riekt!’ riepen ze me toe en ze wilden met alle plezier mijn inmiddels verlepte bloemetjesjurk wassen. Maar ik had niet zoveel zin om in mijn blote kont op een Leidse gracht te staan dus Rietepietz en ik liepen snel door.

Op het station namen we afscheid van elkaar. Zwetend als een otter boemelde ik met de sprinter terug naar Haarlem. Rietepietz appte dat ze thuis was en meteen een verfrissende douche genomen had. Dat leek me een goed plan want ik zag er inmiddels uit alsof ik in een sloot gedonderd was. Dus eenmaal thuis was dat wat ik deed: douchen en bijkomen.

Want wat was het warm. Hulde aan al die figuranten daar in Leiden! Wat hebben ze er een mooi evenement van gemaakt! Met al die prachtige kostuums, pruiken en hoeden. Wat moeten ze het warm gehad hebben! Maar ze vielen geen moment uit hun rol. Petje af!

En dank je wel, Rietepietz! Voor de leuke middag. Na meer dan 15 jaar ben ik het weblog-wereldje nog steeds niet beu. Ik twijfelde dan ook geen moment toen we een oud-collega tegen het lijf liepen. Ik stelde Rietepietz gewoon voor als ‘een vriendin’. Want dat zijn we hier. Vrienden. Op ons eigen stukje world wide web. Mooi toch?