Categoriearchief: Terug in de tijd

We belong to the night.

Ken je dat? Dat je een bepaald nummer hoort en meteen voelde wat je toen voelde. Dat je nog precies weet wat je deed op dat moment. Wie er op dat moment belangrijk was in je leven. Meestal weet je daardoor feilloos het jaartal te noemen waarop dat nummer hoog in de hitlijsten stond. Het jaar van die ene vakantie. Van die verhuizing. Of van dat ene leuke vriendje.

Maar soms gaat die vlieger niet op. Soms ontdek je een nummer pas later. En wordt het toch een herinnering aan een bepaalde tijd. Die niet altijd overeen komt met de tijd dat het nummer in de hitparade stond. Ik heb dat met ‘We belong to the night’ van Ellen Foley.

Ellen Foley ken je wel. Zij was de dame die meezong met Meatloaf op Paradise by the Dashboardlights terwijl iemand anders op het toneel stond in die wereldberoemde clip. Ze had gewoon geen zin om te gaan touren met Meatloaf en deed liever haar eigen ding. Zoals ‘We belong to the night’ uitbrengen. In 1979.

In 1979 was ik tien. Ik speelde met mijn hondje Rigo in de achtertuin. Ik was bruidsmeisje bij het huwelijk van mijn grote zus. Mijn vriendinnetje Audrey was net verhuisd naar een andere stad maar ik raakte bevriend met mijn nieuwe buurmeisje. Ik was hartstochtelijk Abba-fan en al mijn inmiddels op zichzelf wonende broers en zussen belden naar huis als Abba op tv was om mij te waarschuwen. Van Ellen Foley had ik nog nooit gehoord.

Ergens pikte ik het nummer op. Jaren later. Geen idee waar. Maar het werd een favoriet die lang in mijn playlist prijkte. Een playlist die ik vaak afspeelde toen ik pas in Amsterdam bij de liefste ex woonde. Het was 2010. En om een woonvergunning te krijgen, moest ik minimaal 20 uur per week in Amsterdam werken. Via een vriend die bij een uitzendbureau werkte, was die baan zo geregeld. Maar het was niet de meest inspirerende job. Ik nam telefonisch bezorgklachten aan van lezers van een stel grote dagbladen.

Een oeverloze stroom boze mensen kreeg ik aan de lijn. Klachten over kranten die niet of te laat bezorgd werden. Klachten  over natte kranten, onbeschofte bezorgers en lawaaierige brommers om zes uur ‘s morgens. En het meest frustrerende was dat die klachten meestal niet direct opgelost werden en ik na een paar dagen dezelfde mensen wéér sprak. Alleen waren ze dan nog bozer. Ik ging er raar van praten. Als ex terloops meldde dat de koffie bijna op was, antwoordde ik op de autistische piloot ‘Dat is heel vervelend voor u’. En de wisselende diensten maakten het er ook niet beter op.

Ik heb het drie maanden volgehouden daar. En als ik nu We belong to the night hoor, zit ik weer in de tram. Onderweg naar dat vreselijk werk, in alle vroegte, in het donker. Overstappen op het Leidseplein, waar destijds nog gratis Metro-krantjes uitgedeeld werden. En ik troostte mezelf altijd met de gedachte dat dát pas een rotbaan was. Dan viel mijn werk eigenlijk nog wel mee. 

 Ik reisde verder met lijn 10, langs het huis van Mathilde Willink dat er altijd zo luguber uitzag in het donker, terwijl Ellen Foley zong. De uren op mijn werk kropen voorbij terwijl ik luisterde naar boze mensen, uitgescholden werd, probeerde klachten op te lossen en vaak moest toegeven dat het wéér niet gelukt was. En halverwege mijn werkdag kreeg ik altijd een hartstochtelijk verlangen om krantjes te gaan uitdelen op het Leidseplein. Alles was beter dan het werk dat ik deed.

 Bij het horen van dat ene nummer, ben ik – 12 jaar later – nog altijd opgelucht. Dat ik morgen niet in de tram zit onderweg naar dat immense, ongezellig kantoor om die eindeloze stroom klachten aan te horen. En dan count ik my blessings maar weer eens.

Alice in Wonderland.

“Hoe bevalt je nieuwe baan?” vraagt iedereen. En er wordt verbaasd gereageerd als ik niet super enthousiast ben. Natuurlijk ben ik blij met mijn nieuwe baan. En zeker met een baan die zo in mijn straatje past. Maar dat paste mijn vorige baan ook. Ik had een droombaan en ik had het met gemak volgehouden tot mijn pensioen. Maar door omstandigheden was dat geen optie meer. Dat maakt het allemaal een beetje zuur.

Daarnaast vind ik het niet fijn om helemaal opnieuw te beginnen. Ik had zoveel kennis opgedaan in mijn oude baan. En nu weet ik niet eens waar het papier voor de printer ligt. “Leuk!” roept iedereen “Een nieuwe uitdaging!” Nou. Eerlijk gezegd ben ik niet zo dol op uitdagingen. Maar het is wat het is, en het komt ook wel goed.

Mijn nieuwe werk is niet zo geautomatiseerd als ik gewend ben. “Het werkt” zeggen ze “Dus we hebben het nooit aangepast.” Waar ik 12,5 jaar werkte in een papierloos kantoor met alle documenten in de cloud, loop ik nu weer met ordners vol paperassen te slepen. Maar ergens is het ook wel heel grappig omdat de werkwijze vrijwel dezelfde is als bij de vrachtwagengarage waar ik vroeger werkte. Ik zie pakbonnen voorbij komen van leveranciers die ik herken van vroeger en ik hoor dezelfde termen weer voorbij komen. Het gaat over werkorders, tachografen, luchtbalgen, proefritten, RDW-papieren en RAL-kleuren. Net als toen.

Ik voel me Alice in Wonderland. Ik ben ergens in een konijnenhol gevallen en in 1998 terecht gekomen. Zo lijkt dit bedrijf op de garage waar ik vroeger werkte. Het is maar goed dat mijn nieuwe werkplek 100 kilometer verwijderd is van de plaats waar ik in 1998 woonde en werkte. Want aan het einde van mijn werkdag heb ik steeds de neiging om naar het kinderdagverblijf te fietsen om mijn dochter op te halen. Gelukkig herinner ik me altijd net op tijd dat het 2023 is. Mijn dochter is dertig inmiddels. Die wóónt niet eens meer bij mij. En bovendien heeft ze een rijbewijs. Die komt zelf wel thuis.

Maar natuurlijk is er ook goed nieuws. De fietstocht van bijna een half uur naar mijn werk, waar ik – lui varken – als een berg tegenop zag, bevalt me eigenlijk heel goed. Als het regent, ga ik met de auto. En eerlijk is eerlijk, daar baal ik dan best van. Op de fiets vind ik fijner. Toch luister ik nog een beetje weemoedig naar de verkeersinformatie. Om te horen of er weer zo’n vervloekte file staat op de A9. Waar ik dan weer geen last van heb.

Maar de grootste omschakeling is toch wel het vroege opstaan en de deur uit gaan. Ik ben gewend aan laat opblijven en opstaan rond een uur of kwart voor acht. Kopje koffie, laptopje opstarten, tussendoor ontbijten en aankleden. Radiootje aan, lekker thuis. In plaats daarvan gaat de wekker nu om half zeven en zit ik om half acht op de fiets.

En na drie jaar thuis werken of alleen op kantoor moet ik enorm wennen aan de hele dag mensen om me heen. Gelukkig zijn het hele lieve mensen. Want mijn nieuwe collega’s zijn echt heel erg aardig. Daar bof ik dan weer mee! En eerlijk is eerlijk; als ik door de werkplaats loop, tussen al die grote vrachtwagens door, vind ik dat toch wel weer heel erg gaaf. Net als vroeger. Dus het komt wel goed. Het is alleen even wennen.

Een nieuwe start.

In januari gebeurde er iets op mijn werk. Mijn baas deed een uitspraak over ons bedrijf en toen brak de hel los. Het gevolg was dat mijn directe collega op het secretariaat en een van de adviseurs binnen een maand ontslag namen. Hun werk kwam op mijn bordje. Nou was het altijd mijn droombaan. De hele dag verhaaltjes lezen over mensen. Een leuk en hecht clubje collega’s en een behoorlijk salaris. Maar werken voor drie maakte het niet echt leuker. Mijn altijd zo leuke werk werd steeds minder leuk. 

Voorzichtig begon ik te snuffelen aan vacatures. Ik keek vooral bij het UWV en gemeenten, omdat ik daar de afgelopen jaren veel contact mee had op mijn werk. Ik solliciteerde zelfs bij een gemeente. Maar ik realiseerde me gelukkig ook op tijd dat ik daar niet echt tussen pas. Ik werd aangenomen maar bedankte voor de eer.

En toen kwam er een vacature langs die meteen mijn aandacht trok. Een vacature voor de functie van officemanager bij een vrachtwagengarage. Sommigen van mijn lezers weten waar ik vroeger werkte. Juist! Bij een vrachtwagengarage. En die lezers weten ook hoe ontzettend ik het daar naar mijn zin heb gehad. En hoe ik met pijn in mijn hart afscheid nam toen ik verhuisde naar Amsterdam.

Ik sloeg de vacature op. Klikte er een week lang af en toe eens op, dacht er nog eens over na en besloot toen te solliciteren. Ik kon tenslotte altijd nog ‘nee’ zeggen. Ik verstuurde mijn sollicitatie op dinsdag. Op woensdag werd ik uitgenodigd voor een gesprek op donderdag. Die donderdag stond ik na een gesprek van 20 minuten weer buiten. Op vrijdag hoorde ik dat ik de baan had. De dinsdag daarna ging ik er nog een keer heen voor een gesprek. Zij verrasten me met een dijk van een salaris, een echte CAO en een prima pensioenregeling.

En het lijkt zo’n leuk bedrijf, het voelde zo vertrouwd tussen de trucks dat ik hen verbaasde door mijn legitimatie in mijn tas te hebben zodat we meteen alles rond konden maken. Ik tekende het contract voor mijn nieuwe baan en gaf mijn vorige baan op. Na twaalf en een half jaar…

Mijn baas vloekte hartgrondig want hij zou na mijn vertrek geen secretariaat meer hebben. Als ik al mijn vrije dagen op zou nemen, zou ik nog maar een week hoeven te werken. Maar dat kon ik niet over mijn hart verkrijgen. Ik nam de helft van mijn vrije op en ploeterde nog vier weken verder. Werkend voor drie en in de avonduren schreef ik procedures voor de achterblijvende collega’s. Zodat ze alles wat ik deed, zelf konden doen.

En toen was het mijn laatste werkdag op kantoor. Nadat ik sinds corona jarenlang alleen op kantoor werkte, kwam nu al mijn Amsterdamse collega’s langs om te lunchen. Ze schreven lieve afscheidswoorden in mijn afscheidsboekje. En op vrijdag, mijn allerlaatste werkdag thuis, belden ze me allemaal op. Allemaal! Zelfs de collega die die week op vakantie was. Slik…

Ik zal ze missen. Echt! En ik zal het werk missen. En ik vind het lastig om weer helemaal opnieuw te beginnen. Maar het komt wel goed. Hoe bizar is het dat uitgerekend díe vacature voorbij kwam? Juist toen ik op zoek was… Dus het komt vast goed. Maandag ga ik beginnen. Denken jullie een beetje aan mij?

Bijschrift bij de foto: laatste keer uitloggen op kantoor…

Terugkijken.

Toen ik 19 was, had ik een vriendje waarmee ik op zaterdagavond regelmatig uit ging. Onze favoriete kroeg was een hardrock-café in het centrum van Breda. Niet dat ik nou persé zo’n hardrockliefhebster was, maar er was nooit gezeik daar, nooit ruzie. De stoere hardrockers die daar binnen zaten, bleken gewoon hele gezellige kerels te zijn, ondanks hun soms angstaanjagende uiterlijk. Het was er gewoon gezellig. We raakten bevriend met de eigenaar en zijn vrouw, die achter de bar stonden en met de andere bardame en haar man, die als zijn vrouw moest werken meestal aan de andere kant van de bar zat. 


Toen de verkering uitging, bleef ik daar uitgaan.
Ik verzette alleen mijn stapavondje van zaterdagavond naar vrijdagavond omdat ik geen zin had mijn ex-vriendje tegen te komen. Maar vooral omdat het op vrijdag rustiger was en ik lekker bij kon kletsen met de dames achter de bar. Ik had een streepje voor bij hen, al heb ik geen idee waarom. Maar mijn rekening klopte nooit door ‘drankjes van het huis’ en als ze om twee uur ‘s nachts de tent leeg veegden, mocht ik als enige binnen op mijn taxi wachten. En soms zeiden ze achteloos tegen me ‘Ga je zo nog ff mee stappen?’

 

Als 19-jarig bleu meiske vond ik dat énorm stoer! Dat ik uitging met hén. Want zij waren wat ouder dan ik, volwassen in mijn ogen, met huizen en kleine kinderen. En met natuurlijk wat aanzien omdat zij het personeel waren van dat populaire café. En zo belandde ik regelmatig in Nachtcafé De Graanbeurs. Open tot 4 uur ‘s nachts. Eigenlijk was De Graanbeurs niet echt bijzonder. Een betonnen ruimte met een lange bar. Altijd druk. Muziek die keihard stond. Dus meestal stond ik gewoon ergens tegen een muur te proberen cool te zijn met een cola in mijn hand, te midden van mijn stoere vrienden. Het klonk zo ruig maar eigenlijk deed ik niet meer dan de filmposters bestuderen die bij De Graanbeurs aan de muur hingen.

 

Een van die posters was van Ladyhawke, een film uit 1985. Ik was destijds dól op die film én op de poster. En als ik terug denk aan De Graanbeurs moet ik altijd meteen aan Ladyhawke denken. Laatst kwam ik de dvd tegen en vorige week heb ik mijn dvd-speler afgestoft en Ladyhawke gekeken. Voor het eerst na al die jaren. Oké. Hij was een tikkie traag en minder grappig dan ik me herinnerde. Maar wel onze Rutger Houwer op z’n best. Je vergeet gewoon dat die man uit de Hollandse klei kwam. Matthew Broderick als jochie en mijn hemel, wat was Michelle Pfeiffer toch bloedmooi! 

 

En als je denkt dat mijn relaties problematisch waren: je zult het maar treffen als verliefd paar. Dat je vervloekt wordt, waardoor hij overdag mens is en ‘s nachts een wolf. En zij overdag een havik en ‘s nachts een mens. Dat is pas afzien! 

 

SPOILERALERT! 

Maar natuurlijk komt het goed. Uiteraard.

Het is niet voor niets een van mijn favoriete films. Nog steeds.

 

Je kunt Ladyhawke kijken op Disney+.
De dvd is ook nog gewoon te koop.