Categoriearchief: Werk

Een nieuwe start.

In januari gebeurde er iets op mijn werk. Mijn baas deed een uitspraak over ons bedrijf en toen brak de hel los. Het gevolg was dat mijn directe collega op het secretariaat en een van de adviseurs binnen een maand ontslag namen. Hun werk kwam op mijn bordje. Nou was het altijd mijn droombaan. De hele dag verhaaltjes lezen over mensen. Een leuk en hecht clubje collega’s en een behoorlijk salaris. Maar werken voor drie maakte het niet echt leuker. Mijn altijd zo leuke werk werd steeds minder leuk. 

Voorzichtig begon ik te snuffelen aan vacatures. Ik keek vooral bij het UWV en gemeenten, omdat ik daar de afgelopen jaren veel contact mee had op mijn werk. Ik solliciteerde zelfs bij een gemeente. Maar ik realiseerde me gelukkig ook op tijd dat ik daar niet echt tussen pas. Ik werd aangenomen maar bedankte voor de eer.

En toen kwam er een vacature langs die meteen mijn aandacht trok. Een vacature voor de functie van officemanager bij een vrachtwagengarage. Sommigen van mijn lezers weten waar ik vroeger werkte. Juist! Bij een vrachtwagengarage. En die lezers weten ook hoe ontzettend ik het daar naar mijn zin heb gehad. En hoe ik met pijn in mijn hart afscheid nam toen ik verhuisde naar Amsterdam.

Ik sloeg de vacature op. Klikte er een week lang af en toe eens op, dacht er nog eens over na en besloot toen te solliciteren. Ik kon tenslotte altijd nog ‘nee’ zeggen. Ik verstuurde mijn sollicitatie op dinsdag. Op woensdag werd ik uitgenodigd voor een gesprek op donderdag. Die donderdag stond ik na een gesprek van 20 minuten weer buiten. Op vrijdag hoorde ik dat ik de baan had. De dinsdag daarna ging ik er nog een keer heen voor een gesprek. Zij verrasten me met een dijk van een salaris, een echte CAO en een prima pensioenregeling.

En het lijkt zo’n leuk bedrijf, het voelde zo vertrouwd tussen de trucks dat ik hen verbaasde door mijn legitimatie in mijn tas te hebben zodat we meteen alles rond konden maken. Ik tekende het contract voor mijn nieuwe baan en gaf mijn vorige baan op. Na twaalf en een half jaar…

Mijn baas vloekte hartgrondig want hij zou na mijn vertrek geen secretariaat meer hebben. Als ik al mijn vrije dagen op zou nemen, zou ik nog maar een week hoeven te werken. Maar dat kon ik niet over mijn hart verkrijgen. Ik nam de helft van mijn vrije op en ploeterde nog vier weken verder. Werkend voor drie en in de avonduren schreef ik procedures voor de achterblijvende collega’s. Zodat ze alles wat ik deed, zelf konden doen.

En toen was het mijn laatste werkdag op kantoor. Nadat ik sinds corona jarenlang alleen op kantoor werkte, kwam nu al mijn Amsterdamse collega’s langs om te lunchen. Ze schreven lieve afscheidswoorden in mijn afscheidsboekje. En op vrijdag, mijn allerlaatste werkdag thuis, belden ze me allemaal op. Allemaal! Zelfs de collega die die week op vakantie was. Slik…

Ik zal ze missen. Echt! En ik zal het werk missen. En ik vind het lastig om weer helemaal opnieuw te beginnen. Maar het komt wel goed. Hoe bizar is het dat uitgerekend díe vacature voorbij kwam? Juist toen ik op zoek was… Dus het komt vast goed. Maandag ga ik beginnen. Denken jullie een beetje aan mij?

Bijschrift bij de foto: laatste keer uitloggen op kantoor…

Niet vooruit te branden.

Sinds vorige week is mijn vakantie voorbij en ben ik weer aan het werk. Min of meer, want de meeste van mijn collega’s zijn op vakantie en aangezien zij de verslagen en rapporten schrijven die ik redigeer en controleer, is het stil. Tel daarbij op dat bij de gemeenten, die ons de opdrachten verstekken, ook iedereen vrij is. En dan snap je dat de telefoon ook niet vaak gaat.

Mijn directe collega en ik werken, sinds corona, nog steeds om beurten alleen op kantoor. Niet omdat we elkaar niet aardig vinden, hoor. Maar het bevalt ons allebei prima om thuis te werken. En dan kan alleen als de ander op kantoor is, dus wisselen we onze werkdagen nog steeds af. En omdat we het allebei zo prettig vinden om thuis te werken, hebben we een heel handig trucje bedacht. Zonder dat we het afgesproken hebben, mailt degene thuis werkt, zo rond een uur of elf naar de collega op kantoor “Als de post geweest is, kun je de telefoon wel doorschakelen naar mij en naar huis rijden, hoor!” Van dat aanbod dat we elkaar om en om doen, wordt gretig gebruik gemaakt. Degene die ‘kantoordag’ heeft, rijdt naar huis en neem vervolgens van daaruit de doorschakeling van de telefoon weer over. Zo zijn we altijd bereikbaar en werken we allebei lekker veel thuis.

Of het komt door de stilte op het werk of door het mooie weer, ik heb geen idee. Maar ik heb grote moeite om in het ritme te komen en ben niet vooruit te branden. Hoewel ik de titel ‘Niet vooruit te branden’ gebruik, zou ‘Lui’ een betere omschrijving zijn. Want lui ben ik! Ik hang op de bank of op het balkon, ik lees veel en ik schilder een beetje. Mijn administratie doe ik op het laatste moment en mijn huishouden met frisse tegenzin. De wekelijkse boodschappen heb ik afgeschaft en ik wandel vrijwel elke dag even in het zonnetje naar de supermarkt om alleen te kopen wat ik die dag nodig heb. Ik ben zelfs te lui om naar het strand te fietsen. En het gebrek aan fietstochtjes compenseer ik dan weer wel door tv te kijken terwijl ik fiets op de hometrainer.

Het voelt als een soort extended vakantie of zo. Misschien was anderhalve week vakantie toch niet genoeg en zijn mijn lijf en mijn hoofd nog toe aan een beetje rust. Wat op zich niet zo vreemd zou zijn, na de afgelopen jaren. En wie ben ik om mijn lijf en mijn hoofd tegen te spreken? Dus blijf ik nog even in de mijn extended vakantie-modus. Dat mag van mezelf. Tot aanstaande maandag; dan heb ik drie weken gelanterfand en dan sleep ik mezelf van de bank. Beloofd!

Vakantie 2022

Dat was ‘m dan. Mijn vakantie. Anderhalve week maar omdat ik bang was dat ik me zou gaan vervelen. Maar dat viel eigenlijk reuze mee. De vakantie begon met een logeerpartij bij mijn broer. We versierden zijn huis en deden boodschappen voor de verjaardag van mijn moeder die we bij hem zouden vieren.

De volgende dag haalden we mijn moeder op, die het stralende middelpunt was op haar 91ste verjaardag. Wat een feest was het! Dat had we vorig jaar nooit gedacht.

De rest van mijn vrije dagen ging op aan lekker lunchen, terrasjes pakken, strandwandelingen en vooral veel lanterfanten. En ik ging er weer eens met mijn camera op uit. Maar van alle dingen die ik van plan was, kwam eigenlijk maar bar weinig terecht. Eigenlijk helemaal niks. Daar is het vakantie voor. Maar misschien is het voor mij beter om een beetje ritme en regelmaat aan te houden. Morgen ga ik weer aan de slag.

De meeste mannen deugen.

Jarenlang werkte ik als secretaresse bij een vrachtwagengarage. Als enige vrouw tussen een stuk of dertig vrachtwagenmonteurs. Geloof me, dat is een apart slag man. Over het algemeen zijn ze iets grover in de mond, iets meer onbehouwen dan de gemiddelde man. “Kun je daarmee omgaan?” werd me gevraagd tijdens mijn sollicitatiegesprek. “Natuurlijk!” zei ik. Pure bluf want eigenlijk was ik best verlegen.

En toen zat ik dus op mijn eerste werkdag als enige vrouw in de kantine tussen 30 brallende mannen. De gespreksonderwerpen varieerden niet echt, het ging voornamelijk over voetbal en bier tijdens mijn pauzes die eerste week. En voor de afwisseling werd er af en toe een vrouwonvriendelijke mop over tafel geslingerd. Ondertussen waren alle ogen op mij gericht om te peilen hoe ik zou reageren. Maar ik hield gewoon mijn mond en observeerde. Ook op dag twee. Tot ik in de gaten wie de ‘aanvoerder’ was.

Op mijn derde werkdag zat ik weer in de kantine. Toen er weer een flauwe grap voorbij kwam, haalde ik diep adem en sprak een van de monteurs aan. Die ene, met de meeste praatjes van allemaal. Alle ogen waren op mij gericht. Met vlekken in mijn nek en blozend tot en met zette ik hem met een man-onvriendelijke mop te kakken. Terwijl hij grijnsde als een boer met kiespijn, lag de rest onder tafel van het lachen. En sinds die dag zat ik op rozen.

Zodra ik iets moest dragen dat zwaarder woog dan een A4-envelop, stonden er minstens 15 mannen klaar om het voor me op te tillen. Alle deuren werden voor me open gehouden en als we met z’n allen een drankje gingen doen in een naburig dorp, fietste er altijd eentje met me mee naar huis zodat ik niet ’s nachts alleen over straat hoefde. Als ik een raar rammeltje hoorde aan mijn auto, schoven de roldeuren van de werkplaats open. “Rijd ‘m maar effe binnen, meiske”. En als ik thuis, voor de deur panne had, kwam de servicebus voorrijden. Een van de verkopers bracht mij en mijn dochter ’s nachts naar Schiphol toen we op vakantie gingen (wat een avontuur was dát!) en ik mocht altijd de bedrijfsauto lenen. En die monteur met die praatjes en ik werden dikke vrienden, trouwens.

Daar stond tegenover dat ik op warme dagen ijsjes voor de heren haalde bij de benzinepomp. Of dat ik op koude winterdagen bekertjes loeihete koffie bij hun smeerput zette omdat het zo koud was in de werkplaats. Dat ik nooit mopperde als ik weer eens smeer op mijn kleren kreeg. Dat ik precies wist wie er koffie dronk en wie thee. Dat ik een kratje bier mee bracht voor de vrijmibo als ze mijn autootje weer eens gefixt hadden. Dat ik pleisters plakte en koude, natte doeken haalde bij ongelukjes in de werkplaats en geduldig luisterde naar al hun problemen. Want in de kantine bleken de gesprekken wel degelijk over andere dingen te kunnen gaan dan over voetbal en bier. De toestand in de wereld, relatieproblemen, de opvoeding van de kinderen, alles kwam voorbij.

Mijn dochter was er kind aan huis. Tijdens schoolvakanties ging ze mee naar mijn werk. Ze frankeerde de post en hielp mee in de kantine. Ze reed mee in de vrachtwagens als er proefritjes gemaakt moesten worden en ze speelde kappertje met de monteurs tijdens de lunchpauze. En die grove taal was een stuk minder als zij in de buurt was.

Een wereldbaan was het. Ik heb nog nooit zoveel gelachen op mijn werk als daar. En ik kreeg er kansen tot en met. Vol vertrouwen werden allerlei klusjes op mijn bord gegooid. Daarna lieten ze me met rust omdat ze wisten dat het goed kwam. Dat kwam het ook altijd. Ik leerde er veel, van het uit elkaar halen en weer in elkaar zetten van koffieautomaten en printers, tot het in elkaar flansen van spreadsheets in Excel, het maken van PowerPointpresentaties en ik leerde mezelf allerlei handige dingen in Word. Maar het meest waardevolle was dat mijn zelfvertrouwen tegen de klippen van de hel omhoog groeide. Toen ik er na acht jaar weg ging was ik allang niet verlegen meer.

Het was 1998 toen ik daar ging werken. Niemand had nog van #metoo gehoord en je wist destijds dat je niet in een ‘mannenwereld’ moest gaan werken als je daar niet tegen kon. In deze tijd, vol verhalen over grensoverschrijdend gedrag, moet ik nog wel eens aan mijn ex-collega’s denken. Op geen enkel moment heb ik me onveilig gevoeld tijdens de acht jaar dat ik daar werkte. Nooit. Niet met dertig mannen in de kantine. Niet met vijf van hen in de kroeg. Niet met twee in het magazijn. Of met één in een auto. Nog nooit. Het kan dus ook goed gaan, met mannen. En daar hoor je eigenlijk nooit iets over. Jammer.