Categoriearchief: Werk

Vakantie 2022

Dat was ‘m dan. Mijn vakantie. Anderhalve week maar omdat ik bang was dat ik me zou gaan vervelen. Maar dat viel eigenlijk reuze mee. De vakantie begon met een logeerpartij bij mijn broer. We versierden zijn huis en deden boodschappen voor de verjaardag van mijn moeder die we bij hem zouden vieren.

De volgende dag haalden we mijn moeder op, die het stralende middelpunt was op haar 91ste verjaardag. Wat een feest was het! Dat had we vorig jaar nooit gedacht.

De rest van mijn vrije dagen ging op aan lekker lunchen, terrasjes pakken, strandwandelingen en vooral veel lanterfanten. En ik ging er weer eens met mijn camera op uit. Maar van alle dingen die ik van plan was, kwam eigenlijk maar bar weinig terecht. Eigenlijk helemaal niks. Daar is het vakantie voor. Maar misschien is het voor mij beter om een beetje ritme en regelmaat aan te houden. Morgen ga ik weer aan de slag.

De meeste mannen deugen.

Jarenlang werkte ik als secretaresse bij een vrachtwagengarage. Als enige vrouw tussen een stuk of dertig vrachtwagenmonteurs. Geloof me, dat is een apart slag man. Over het algemeen zijn ze iets grover in de mond, iets meer onbehouwen dan de gemiddelde man. “Kun je daarmee omgaan?” werd me gevraagd tijdens mijn sollicitatiegesprek. “Natuurlijk!” zei ik. Pure bluf want eigenlijk was ik best verlegen.

En toen zat ik dus op mijn eerste werkdag als enige vrouw in de kantine tussen 30 brallende mannen. De gespreksonderwerpen varieerden niet echt, het ging voornamelijk over voetbal en bier tijdens mijn pauzes die eerste week. En voor de afwisseling werd er af en toe een vrouwonvriendelijke mop over tafel geslingerd. Ondertussen waren alle ogen op mij gericht om te peilen hoe ik zou reageren. Maar ik hield gewoon mijn mond en observeerde. Ook op dag twee. Tot ik in de gaten wie de ‘aanvoerder’ was.

Op mijn derde werkdag zat ik weer in de kantine. Toen er weer een flauwe grap voorbij kwam, haalde ik diep adem en sprak een van de monteurs aan. Die ene, met de meeste praatjes van allemaal. Alle ogen waren op mij gericht. Met vlekken in mijn nek en blozend tot en met zette ik hem met een man-onvriendelijke mop te kakken. Terwijl hij grijnsde als een boer met kiespijn, lag de rest onder tafel van het lachen. En sinds die dag zat ik op rozen.

Zodra ik iets moest dragen dat zwaarder woog dan een A4-envelop, stonden er minstens 15 mannen klaar om het voor me op te tillen. Alle deuren werden voor me open gehouden en als we met z’n allen een drankje gingen doen in een naburig dorp, fietste er altijd eentje met me mee naar huis zodat ik niet ’s nachts alleen over straat hoefde. Als ik een raar rammeltje hoorde aan mijn auto, schoven de roldeuren van de werkplaats open. “Rijd ‘m maar effe binnen, meiske”. En als ik thuis, voor de deur panne had, kwam de servicebus voorrijden. Een van de verkopers bracht mij en mijn dochter ’s nachts naar Schiphol toen we op vakantie gingen (wat een avontuur was dát!) en ik mocht altijd de bedrijfsauto lenen. En die monteur met die praatjes en ik werden dikke vrienden, trouwens.

Daar stond tegenover dat ik op warme dagen ijsjes voor de heren haalde bij de benzinepomp. Of dat ik op koude winterdagen bekertjes loeihete koffie bij hun smeerput zette omdat het zo koud was in de werkplaats. Dat ik nooit mopperde als ik weer eens smeer op mijn kleren kreeg. Dat ik precies wist wie er koffie dronk en wie thee. Dat ik een kratje bier mee bracht voor de vrijmibo als ze mijn autootje weer eens gefixt hadden. Dat ik pleisters plakte en koude, natte doeken haalde bij ongelukjes in de werkplaats en geduldig luisterde naar al hun problemen. Want in de kantine bleken de gesprekken wel degelijk over andere dingen te kunnen gaan dan over voetbal en bier. De toestand in de wereld, relatieproblemen, de opvoeding van de kinderen, alles kwam voorbij.

Mijn dochter was er kind aan huis. Tijdens schoolvakanties ging ze mee naar mijn werk. Ze frankeerde de post en hielp mee in de kantine. Ze reed mee in de vrachtwagens als er proefritjes gemaakt moesten worden en ze speelde kappertje met de monteurs tijdens de lunchpauze. En die grove taal was een stuk minder als zij in de buurt was.

Een wereldbaan was het. Ik heb nog nooit zoveel gelachen op mijn werk als daar. En ik kreeg er kansen tot en met. Vol vertrouwen werden allerlei klusjes op mijn bord gegooid. Daarna lieten ze me met rust omdat ze wisten dat het goed kwam. Dat kwam het ook altijd. Ik leerde er veel, van het uit elkaar halen en weer in elkaar zetten van koffieautomaten en printers, tot het in elkaar flansen van spreadsheets in Excel, het maken van PowerPointpresentaties en ik leerde mezelf allerlei handige dingen in Word. Maar het meest waardevolle was dat mijn zelfvertrouwen tegen de klippen van de hel omhoog groeide. Toen ik er na acht jaar weg ging was ik allang niet verlegen meer.

Het was 1998 toen ik daar ging werken. Niemand had nog van #metoo gehoord en je wist destijds dat je niet in een ‘mannenwereld’ moest gaan werken als je daar niet tegen kon. In deze tijd, vol verhalen over grensoverschrijdend gedrag, moet ik nog wel eens aan mijn ex-collega’s denken. Op geen enkel moment heb ik me onveilig gevoeld tijdens de acht jaar dat ik daar werkte. Nooit. Niet met dertig mannen in de kantine. Niet met vijf van hen in de kroeg. Niet met twee in het magazijn. Of met één in een auto. Nog nooit. Het kan dus ook goed gaan, met mannen. En daar hoor je eigenlijk nooit iets over. Jammer.

De weblog-routine.

Kopfoto van ‘vroeger’

Mijn weblogje is niet zo heel erg populair. En daar ben ik eigenlijk wel blij om. Ik heb geen hordes lezers maar de lezers die ik heb, komen hier vaak al járen. Geen idee eigenlijk hoe dat zo gekomen is. Toen ik in 2005 begon te bloggen, vanuit mijn kast onder de trap, begon ik gewoon her en der te lezen en te reageren. En voor ik het wist, had ik een clubje trouwe weblogvriendjes en -vriendinnetjes met wie ik al mijn lief en leed kon delen (waarvoor dank 😘). En met wiens lief en leed ik even hard mee leef. Het webloggen werd een van mijn favoriete hobby’s.

Zat ik dus eerst onder de trap op mijn vaste computer, met de weblogjes die ik las opgeslagen onder mijn favorieten, later kwam de laptop en nog later de iPad en de Bloglovin-app waarop ik mijn weblogjes las. Dat ging jarenlang goed. Tot de app een tijdje terug raar begon te doen. ‘Even opnieuw installeren’ dacht ik. En ik gooide de Bloglovin-app van mijn iPad. Maar toen ik ‘m opnieuw wilde installeren bleek de app foetsie te zijn. Lichte paniek maakte zich van mijn meester. Hoe moest ik nu al mijn vriendjes en vriendinnetjes volgen? Maar ik kroop gewoon weer ouderwets achter mijn laptop waar ik nu mijn favoriete webloggers volg via de site van Bloglovin. Want dat werkte nog wel. En eigenlijk is het ook wel lekker om er echt even voor te gaan zitten om bij te lezen bij iedereen. En zo ontwikkelde ik mijn eigen weblog-routines.

Elke maandag publiceer ik een logje en reageer op jullie reacties. En verder volg ik al mijn favoriete weblogs enorm fanatiek. Soms loop ik door drukte hopeloos achter. Dan kan het zomaar zijn dat ik een stuk of veertig weblogjes moet lezen. Soms lees ik van één weblog alle logjes achter elkaar. Maar meestal begin ik gewoon bij het oudste logje en lees ze állemaal.

Natuurlijk kan ik met één druk op de knop alles op ‘gelezen’ zetten. Maar waar ik in het echte leven totaal geen last heb van ‘the fear of missing out’ heb ik dat in weblogland wel. Je zult maar net een enorme ontboezeming mislopen! Of een spectaculaire aankondiging. Ik moet er niet aan denken, zeg! Dus lees ik dapper door. En het kost me geen moeite, hoor. Ik vind het nog steeds hartstikke leuk. Maar het kost best veel tijd.

Dus heb ik zo mijn eigen methode ontwikkeld. Het ontspannen weblogjes lezen is een soort beloningssysteem geworden. Zo lees ik tussendoor, op mijn werk ook wel eens weblogjes. Als ik twee opdrachten afgerond heb, mag ik twee weblogjes lezen. En zo doe ik dat thuis ook. Als ik het huishouden doe, lees ik tussendoor weblogjes. Ik stofzuig de woonkamer en lees twee logjes. Dan stofzuig ik de slaapkamer en lees weer twee logjes. Ik verschoon mijn bed en lees weer wat logjes. En zo schiet het toch altijd aardig op. En als ik dan helemaal bij ben, lees ik ook nog even de antwoorden van degene die de gewoonte hebben om te reageren op mijn reacties. Ik moet er nog twaalf logjes lezen nu. Als jullie nou eens even rustig aan doen dan ben ik morgen weer helemaal bij.

Wat is jullie weblog-routine?

Bizarre baan.

1986. Laatste schoolfoto. Sportdag. In mijn Coolcat-trui 🙂

Het was mei 1986. Ik was 17 en zat in de vijfde klas van het VWO. En ik was er helemaal klaar mee om voor elke toets, voor elk proefwerk van pure zenuwen kotsend boven de wc-pot te hangen. Met uitzondering van wiskunde, waar ik steevast een drie voor haalde, waren mijn cijfers best goed. Maar ik had zo’n enorme examenvrees dat proefwerk-weken niet te doen waren. Toen ik hoorde dat het overgangsrapport van vier naar vijf VWO gelijk stond aan een HAVO-diploma hield ik het voor gezien en stopte ik met school, ervan overtuigd dat ik tijdens mijn examen zou sterven van de stress.

 

Mijn ouders gingen akkoord. Onder één voorwaarde: ik moest aan het werk. Meteen. En veertig uur per week. Dus dat deed ik. Zielsgelukkig dat ik niet meer naar school hoefde, pakte ik elk baantje aan dat ik kon krijgen. Ik maakte kantoren schoon, ik werkte bij een confectiebedrijf en ik zat achter de kassa bij de supermarkt. Ik was niet te beroerd om flink de handen uit de mouwen te steken. En toen mijn oudste zus, hoogzwanger, moest stoppen met haar schoonmaakbaantje was ik er als de kippen bij om haar baantje over te nemen. Dat het een redelijke bizar baantje was, maakte me geen bal uit. Ik wist van mijn zus dat haar bazin aardig was. En geld is geld, nietwaar?

En zo kwam het dat ik ineens werkte in een sexshop in het centrum van de stad. En niet zomaar een sexshop. Maar eentje met een heuse bioscoop waar erotische films werden vertoond en stripteases werden gegeven. Met videocabines, die eruit zagen als kleedhokjes in het zwembad maar dan met een tv’tje waar mannen filmpjes konden kijken. En – als klap op de vuurpijl – een echt peeskamertje waar dames het oudste beroep ter wereld uit oefenden. Aan mij, guppy van inmiddels net 18, de eer om daar schoon te maken. Voor het verpletterende tarief van tien hele guldens per uur.

De werktijden waren van 7 uur ‘s morgens tot 12 uur ‘s middags. Voor de winkel open ging, om tien uur, moest er beneden schoongemaakt worden. Als de winkel open was, kwamen de meisjes – die boven woonden – naar beneden en ging ik naar boven om hun kamers en de badkamer schoon te maken. Het pand was uiteraard volledig geblindeerd en om zeven uur ‘s morgens dus pikdonker. Mijn zus, die de eerste keer met me mee ging om te laten hoe hoe alles moest, mompelde die eerste keer dat we het stikdonkere pand ingingen, dat ze altijd bang was dat er een enge kerel achtergebleven was in de bioscoop. De hele tijd dat ik daar werkte, schuifelde ik voorzichtig de donkere bioscoop in en ik was altijd opgelucht als de lichten aan waren en er geen enge kerels bleken te zijn. Ik stofzuigde en dweilde de winkel. Ik stofte de rekken en deed de afwas die achter gebleven was in het keukentje. Fluitje van een cent. Maar dan begon de ellende. 

Want die bioscoopvloer… daar wilde je niet over nadenken. En hoewel alle videocabines voorzien waren van voldoende keukenrol en tissues vonden de heren het schijnbaar extra spannend om de muren te raken. Hoe ik het klaarspeelde om daar schoon te maken met mijn smetvrees is me een raadsel. Of heb ik daar juist mijn smetvrees ontwikkeld? Ik durf het niet met zekerheid te zeggen. Met rubberen handschoenen opgetrokken tot mijn oksels, flessen chloor, gloeiend heet water, een luiwagen en mijn verstand op nul schrobde en boende ik tot alles weer schoon was. Het was ranzig, het was goor. En toch had ik die tijd daar niet willen missen.

Omdat het de eerste les in mijn leven was in ‘niet oordelen’. Want er ging een wereld voor me open. Om tien uur kwam mijn bazin om de winkel te openen, een heel gewone jonge vrouw. En dan dronken we eerst samen koffie. Gewoon achter de toonbank. Tussen de pikante videobanden en de sexy lingerie. Zelfs dat wende. De eerste keren, durfde ik aan het eind van mijn werkdag nauwelijks het pand te verlaten, via de voordeur die uitkwam in een winkelstraat. Maar na een tijdje stond ik gewoon fluitend buiten de ramen van de etalage te zemen. Wat er in uitgestald stond, zag ik niet eens meer.

Terwijl ik ‘s morgens koffie dronk met mijn bazin, kwamen een voor een de meisjes naar beneden om aan het werk te gaan. En ze waren niet eng. Niet vies. Niet raar. Het waren hele gewone meisjes. Meisjes die grapjes maakten, lachten, chagrijnig waren, of gezellig koffie mee dronken. Die soms geen zin hadden om te werken omdat hun favoriete soap nog bezig was. Of mopperden op klanten. Als ik hun kamers schoonmaakte, keek ik mijn ogen uit naar alle dure spullen die ze hadden. De kleding, de parfums, de handtassen. De sieraden en de schoenen. En ik begreep ineens hoe moeilijk het voor hen moest zijn uit ‘het leven’ te stappen omdat ze gewend waren in één dag te verdienen waar een ander een hele week voor moest werken. Voor de tien gulden die ik er per uur verdiende, kwam zij hun bed niet uit en stapten ze zéker het bed niet in.

Ze hadden echt niet allemaal vreselijke problemen. Oké, er was Carina die schulden had door haar alcoholverslaving. En er waren zeker meisjes bij die misbruikt waren, en het nu fijn vonden om een soort ‘macht’ te hebben over mannen. Maar over het algemeen waren het gewone meiden, die op een bijzondere manier hun geld verdienden. Sommigen hadden mooie dromen. Zoals Monica. “Ik doe dit vijf jaar” zei ze altijd. “En dan koop ik een huis in Portugal”. Als ze wegging, naar een volgend filiaal, in een andere stad, liet ze altijd in elke kamer een orchidee voor ons achter.

Zij deden hun werk, ik het mijne. En ik had ook dromen. Maar die waren iets simpeler. Ik wilde gewoon mijn rijbewijs halen. En één ochtendje schoonmaken daar leverde precies genoeg op voor één rijles. Dus haalde ik mijn rijbewijs dank zij mijn meest bizarre baantje ooit.
Als ik nu terug denk aan die tijd, denk ik altijd nog eventjes aan Monica. Ik hoop dat haar droom ook uitgekomen is. En dat ze in Portugal woont nu. Ergens aan het strand. In een mooi huis, vol met orchideeën.

Wat is jouw meest bizarre baan?

Pssst! Die namen zijn niet echt, hè!