Categoriearchief: Amsterdam

De andere Johanna.

Hoewel ik niet Joods ben, is mijn achternaam dat wel. Ik heb nooit uitgezocht of er een link is. Nooit uitgezocht hoe mijn Joodse achternaam via mijn protestante vader bij mij terecht kwam. Maar bijzonder vind ik het wel. Toen ik bij haar ooit las dat zij een naam geadopteerd had bij het Holocaust Namenmonument in Amsterdam, wilde ik dat ook. Via de site adopteerde ik een steentje in het monument. Met de donatie die je op die manier doet,  draag je een klein beetje bij aan de onderhoud van het monument en – nog veel belangrijker – aan educatieve projecten over de gevaren van discriminatie en racisme.

Ik keek bij de nog beschikbare steentjes met mijn eigen achternaam en er was één voornaam die me meteen op viel. De naam Johanna. Mijn moeder heet Johanna en ik heb haar naam doorgegeven als tweede naam aan mijn dochter. En deze Johanna werd twee jaar na mijn moeder geboren. Dus adopteerde ik het steentje van Johanna. En ik was vastbesloten meer over haar te weten te komen.

In een zoektocht op Google bleek ik bizar veel gegevens te kunnen vinden over de kleine Johanna. Ik vond de namen van haar ouders, haar broers en zussen en noteerde ze samen met hun geboortedata op het schrijfblok dat ik naast mijn computer had liggen. Benedictus Nathan en Rebecca, en hun kinderen Mozes, Pinehas, David, Hartog, Mietje, Duifje, Meijer, Isaac, Gretha, Abraham en de kleine Dina. Ik vond hun adres. Ze woonden in Amsterdam, boven een café aan het Waterlooplein in Amsterdam. Tegenover de Mozes en Aäronkerk, waar nu de Stopera is.

Gek was het om al die namen te zien staan op mijn schrijfblok. De familie van die andere Johanna. Maar ook wel mooi. Dat na al die tijd hun namen weer verschenen.  Want zelf zijn er niet meer. Achter alle namen heeft iemand met rood potlood een notitie geschreven. ‘Trpt 10-11-1942’. Je hebt niet veel kennis van de Tweede Wereldoorlog nodig om te weten waar die notitie voor staat. De hele familie van Johanna is op 10 november 1942 op transport gezet naar Auschwitz en daar vermoord.

Bij toeval kom ik er achter dat het oude archief niet helemaal klopt. Eén broer van Johanna, Hartog,  heeft de oorlog overleefd, ondanks de onheilspellende rode notitie achter zijn naam. En ik vind zowaar een radio-uitzending terug waarin hij vertelt over het grote gezin. Over zijn ouders, die hardwerkende mensen waren. Zijn vader ging met de lompenkar door de stad. Hij haalde tweedehands spullen op, die zijn moeder vervolgens verkocht op de markt. Zelf hielp hij zijn moeder met het huishouden en de verzorging van zijn broertjes en zusjes.

Ze woonden in een 2,5 kamer woning. Met al die kinderen. En ze waren arm. Maar toch hadden ze plezier. Met de broertjes en zusjes samen, vertelt Hartog. Tot die avond in november. De kleintjes sliepen al en de ouders zaten nog aan een kopje thee. Toen werd de deur in getrapt en kregen zijn ouders tien minuten de tijd om naar beneden te komen met alle kinderen. Hartog stond niet op de lijst en hoefde niet mee. Maar op de lijst of niet; hij wilde mee. Hij wilde zijn moeder niet alleen laten met al zijn broertjes en zusjes, van wie hij zielsveel hield. Maar zijn vader was het daar niet mee eens; hij was van mening dat Hartog misschien nog iets voor hen zou kunnen doen als hij thuis bleef.

Hartog hielp zijn moeder nog de trap af. Ze had de twee kleinste kinderen op haar arm. Daarna bleef Hartog alleen achter, eenentwintig jaar oud, in dat kleine huisje dat zonder al die kinderen ineens heel groot leek. Hij trok van het ene onderduikadres naar het andere en overleefde de oorlog. Na de oorlog ging hij elke dag naar het Centraal Station. Dan bekeek hij de lijsten met overlevenden. Maar zijn ouders en zijn broers en zussen stonden er nooit op.

Ik hoor hem praten. De grote broer van Johanna. Een oude man nu. Hij vertelt hoe dokters soms vragen of bepaalde kwalen in de familie voorkomen. “Maar dat weet ik niet”, zegt hij “Ze zijn geen van allen volwassen geworden” Na de oorlog kwam hij via het Rode Kruis te weten dat zijn ouders en zijn broers en zussen allemaal waren omgekomen. De meesten zijn bij aankomst in Auschwitz meteen vergast. Ook Johanna. Ze was pas acht.

Ik ben elk jaar twee minuten stil. Voor alle oorlogsslachtoffers. Maar dit jaar speciaal voor Benedictus Nathan, Rebecca, Mozes, Pinehas, David, Mietje, Duifje, Meijer, Johanna, Isaac, Gretha, Abraham en Dina. Die andere familie, die niet het geluk had op te groeien in vrijheid, zoals mijn familie dat wel kon. Dat laatste is best iets om heel dankbaar voor te zijn.

Het schilderij – deel 3.

Kennen jullie dat verhaal nog van het schilderij dat ik van de verkering kreeg toen ik nog in Breda woonde en zo dol op Amsterdam was? Dat standaardplaatje van die Zweedse firma met die rode fiets en die grachtenpanden? Dat ding dat jaren in de berging stond in Amsterdam omdat het niet in mijn auto paste? Uiteindelijk kwam het goed. Niet dat het schilderij ooit in mijn huis in Breda heeft gehangen. Ik verhuisde naar Amsterdam en hing daar het schilderij op. En toen we naar Heemskerk verhuisden hadden we een verhuiswagen! Daar paste het schilderij makkelijk in. 

Maar nu hing dat ding dus al een paar jaar boven ons bed. En eigenlijk was ik het wel een beetje beu. Maar ja, het is en blijft een lief cadeau natuurlijk. Dat doe je niet zomaar weg. Nou wil het geval dat ik jaren geleden, bij mijn tandarts in Breda, in een tijdschrift een geweldig interieur-idee tegenkwam. Ik was er zó verliefd op dat ik in een onbewaakt ogenblik het artikel uit het blad scheurde en in mijn tas propte. Dat zegt wel wat, want normaal gesproken ben ik een heel braaf meisje. Toch zat het artikel maandenlang in mijn tas, zonder dat ik er iets mee deed. Uiteindelijk heb ik het weggegooid. Ik had het ook niet meer nodig, want het idee zat voor altijd in mijn hoofd.

Dus toen ik echt genoeg had van mijn schilderij, heb ik het – met toestemming van de gulle gever – vakkundig gesloopt. Ik haalde de lijst eraf en de plaat die overbleef, tekende ik zorgvuldig af. Daarna haalde ik mijn beste vriend, de decoupeerzaag, te voorschijn en zaagde het schilderij in vier stukken. En die plakte ik tegen de muur. Et voilá! Nu hebben we een room with a view! Uitzicht op de Brouwersgracht, zonder dat we last hebben van toeristen met rolkoffertjes en rondvaartboten. En nog een voordeel: als we ooit gaan verhuizen, past het schilderij gewoon in de kofferbak. 

 

 

 

Uncle Bob op de boerderij.

Zo’n 16 jaar geleden kreeg ik, geboren en getogen in Breda, verkering met een rasechte Amsterdammer. En zoals de meeste Amsterdammers, beschouwde hij alles wat buiten de ring van Amsterdam ligt als platteland. Als hij mij en mijn mijn dochter destijds mee uit eten nam, noemde hij dat steevast ‘ontwikkelingshulp’. De grapjas. Het is een wonder dat we nog bij elkaar zijn.

Maar mijn wraak was zoet. Na tien jaar samenwonen in Amsterdam, was ik de drukte, de criminaliteit en de torenhoge huurprijzen zó beu dat ik hem mee sleepte naar Heemskerk, een dorp twintig kilometer verderop. Dus nu woont-ie zélf op het platteland. Haha. Want Amsterdam kreeg rond 1300 stadsrechten (Breda zelfs nog 50 jaar eerder!) maar Heemskerk is nog steeds een dorp. Een flink dorp weliswaar, maar met zijn 39.000 inwoners nog altijd een stuk kleiner dan Amsterdam waar de teller begin dit jaar op 872.922 stond.

Sinds we hier wonen, voel ik me stadser dan ooit. Want zelfs ik, volgens mijn verkering toch écht afkomstig van het platteland, kijk nog steeds mijn ogen uit hier. Al die schaapjes overal, de wilde paarden en de Schotse hooglanders in de duinen. De stalletjes met bloemen of eieren langs de weg. De akkers en de weilanden met koeien. Ik vind het allemaal prachtig!

Gisteren mochten, bij een boerderij hier in de buurt, de koeien na een lange winter op stal voor het eerst weer naar buiten. En deze Uncle Bob was erbij! En wat was het leuk om te zien! Zo grappig hoe de dames de stal uit kwamen rennen en blij de wei in sprongen.

Ze lieten zich het verse gras goed smaken. Nog steeds gebroederlijk – of liever gezegd gezusterlijk – naast elkaar alsof ze nog een beetje moesten wennen aan de ruimte begonnen ze meteen te grazen. En ik zag drie roddeltantes die duidelijk niet naast elkaar in de stal gestaan hadden afgelopen winter. Ze staken de koppen bij elkaar om de laatste ontwikkelingen in de kudde te bespreken.

En nu, na vier jaar op het échte platteland, heb ik iets belangrijks geleerd. Ik weet eindelijk hoe een koe een haas vangt…

Gewoon… Niet!


Romantisch.

We sms’ten en belden al een tijdje, mijn verkering en ik, toen hij mijn verkering nog niet was. We waren gewoon vrienden en we hadden allebei een gebroken hart. Dus probeerden we elkaar een beetje moed in te praten en elkaar uit de put te halen. ‘Laat die vent toch! Hij is knettergek’ zei hij. En ik zei: ‘Joh! Ze komt wel weer terug’ En we besloten de eenzame Kerst van 2004 dan maar samen te vieren.

In januari 2005 spraken we af in Amsterdam. Hij haalde me op van het Centraal Station en we wandelden samen door de stad naar zijn eeuwenoude huurappartement aan de Amstel. En vol enthousiasme vertelde mijn toen-nog-niet-verkering over zijn stad. ‘Hij is eigenlijk best wel leuk’ dacht ik terwijl hij vertelde over de bouw van de Noord-Zuidlijn die begonnen was in 2003.

Charmant probeerde Frank de deur van zijn appartement open te doen om mij voor te laten gaan. Maar het halletje voor zijn voordeur was zo klein dat hij daarvoor op de trap naar de bovenburen moest gaan staan en voor mij langs moest reiken om de deur van slot te doen.

Maar binnen staarde ik vol bewondering naar de eeuwenoude balken in het plafond terwijl Frank vertelde dat het huis zó scheef liep, dat hij elke ochtend zijn bank opnieuw tegen de muur moest schuiven. En terwijl hij dat vertelde, probeerde hij, aandoenlijk onhandig, een te groot doosje met theezakjes uit zijn te kleine jaszak te halen. Een beetje verlegen zei hij ‘Ik wist niet meer of je thee of koffie drinkt dus ik heb nog snel even thee gekocht’. Dat vond ik zó schattig dat ik als een blok voor hem viel.

De rest is geschiedenis. We kregen verkering, daar aan die Amstel. Ik verhuisde naar Amsterdam. Toen terug naar Breda. En wéér naar Amsterdam. Samen verhuisden we in 2016 naar een dorp in Noord Holland zodat ik nooit meemaakte dat de Noord Zuidlijn in Amsterdam echt af was. We maakten een hoop lol, we maakten een hoop ellende mee. Maar bijna zestien jaar later is hij nog steeds mijn verkering omdat er na de optelsom onderaan de streep nog steeds veel meer plussen dan minnen zijn.

En al die jaren al draait mijn verkering vaak keihard ‘ons’ liedje. Omdat het hem doet denken aan toen. Aan toen we elkaar net kenden. Lief, toch? Al moet ik eerlijk zeggen dat ik het niet helemaal eens ben met zijn keuze voor ‘ons’ liedje. Want om nou te zeggen dat het heel romantisch is…. Nee, niet echt.

En mocht je nog een kleine vier ton en wat los geld hebben liggen; het appartement van toen (50m2) staat te koop voor € 429.500,-.