Categoriearchief: Amsterdam

Het schilderij – deel 3.

Kennen jullie dat verhaal nog van het schilderij dat ik van de verkering kreeg toen ik nog in Breda woonde en zo dol op Amsterdam was? Dat standaardplaatje van die Zweedse firma met die rode fiets en die grachtenpanden? Dat ding dat jaren in de berging stond in Amsterdam omdat het niet in mijn auto paste? Uiteindelijk kwam het goed. Niet dat het schilderij ooit in mijn huis in Breda heeft gehangen. Ik verhuisde naar Amsterdam en hing daar het schilderij op. En toen we naar Heemskerk verhuisden hadden we een verhuiswagen! Daar paste het schilderij makkelijk in. 

Maar nu hing dat ding dus al een paar jaar boven ons bed. En eigenlijk was ik het wel een beetje beu. Maar ja, het is en blijft een lief cadeau natuurlijk. Dat doe je niet zomaar weg. Nou wil het geval dat ik jaren geleden, bij mijn tandarts in Breda, in een tijdschrift een geweldig interieur-idee tegenkwam. Ik was er zó verliefd op dat ik in een onbewaakt ogenblik het artikel uit het blad scheurde en in mijn tas propte. Dat zegt wel wat, want normaal gesproken ben ik een heel braaf meisje. Toch zat het artikel maandenlang in mijn tas, zonder dat ik er iets mee deed. Uiteindelijk heb ik het weggegooid. Ik had het ook niet meer nodig, want het idee zat voor altijd in mijn hoofd.

Dus toen ik echt genoeg had van mijn schilderij, heb ik het – met toestemming van de gulle gever – vakkundig gesloopt. Ik haalde de lijst eraf en de plaat die overbleef, tekende ik zorgvuldig af. Daarna haalde ik mijn beste vriend, de decoupeerzaag, te voorschijn en zaagde het schilderij in vier stukken. En die plakte ik tegen de muur. Et voilá! Nu hebben we een room with a view! Uitzicht op de Brouwersgracht, zonder dat we last hebben van toeristen met rolkoffertjes en rondvaartboten. En nog een voordeel: als we ooit gaan verhuizen, past het schilderij gewoon in de kofferbak. 

 

 

 

Uncle Bob op de boerderij.

Zo’n 16 jaar geleden kreeg ik, geboren en getogen in Breda, verkering met een rasechte Amsterdammer. En zoals de meeste Amsterdammers, beschouwde hij alles wat buiten de ring van Amsterdam ligt als platteland. Als hij mij en mijn mijn dochter destijds mee uit eten nam, noemde hij dat steevast ‘ontwikkelingshulp’. De grapjas. Het is een wonder dat we nog bij elkaar zijn.

Maar mijn wraak was zoet. Na tien jaar samenwonen in Amsterdam, was ik de drukte, de criminaliteit en de torenhoge huurprijzen zó beu dat ik hem mee sleepte naar Heemskerk, een dorp twintig kilometer verderop. Dus nu woont-ie zélf op het platteland. Haha. Want Amsterdam kreeg rond 1300 stadsrechten (Breda zelfs nog 50 jaar eerder!) maar Heemskerk is nog steeds een dorp. Een flink dorp weliswaar, maar met zijn 39.000 inwoners nog altijd een stuk kleiner dan Amsterdam waar de teller begin dit jaar op 872.922 stond.

Sinds we hier wonen, voel ik me stadser dan ooit. Want zelfs ik, volgens mijn verkering toch écht afkomstig van het platteland, kijk nog steeds mijn ogen uit hier. Al die schaapjes overal, de wilde paarden en de Schotse hooglanders in de duinen. De stalletjes met bloemen of eieren langs de weg. De akkers en de weilanden met koeien. Ik vind het allemaal prachtig!

Gisteren mochten, bij een boerderij hier in de buurt, de koeien na een lange winter op stal voor het eerst weer naar buiten. En deze Uncle Bob was erbij! En wat was het leuk om te zien! Zo grappig hoe de dames de stal uit kwamen rennen en blij de wei in sprongen.

Ze lieten zich het verse gras goed smaken. Nog steeds gebroederlijk – of liever gezegd gezusterlijk – naast elkaar alsof ze nog een beetje moesten wennen aan de ruimte begonnen ze meteen te grazen. En ik zag drie roddeltantes die duidelijk niet naast elkaar in de stal gestaan hadden afgelopen winter. Ze staken de koppen bij elkaar om de laatste ontwikkelingen in de kudde te bespreken.

En nu, na vier jaar op het échte platteland, heb ik iets belangrijks geleerd. Ik weet eindelijk hoe een koe een haas vangt…

Gewoon… Niet!


Romantisch.

We sms’ten en belden al een tijdje, mijn verkering en ik, toen hij mijn verkering nog niet was. We waren gewoon vrienden en we hadden allebei een gebroken hart. Dus probeerden we elkaar een beetje moed in te praten en elkaar uit de put te halen. ‘Laat die vent toch! Hij is knettergek’ zei hij. En ik zei: ‘Joh! Ze komt wel weer terug’ En we besloten de eenzame Kerst van 2004 dan maar samen te vieren.

In januari 2005 spraken we af in Amsterdam. Hij haalde me op van het Centraal Station en we wandelden samen door de stad naar zijn eeuwenoude huurappartement aan de Amstel. En vol enthousiasme vertelde mijn toen-nog-niet-verkering over zijn stad. ‘Hij is eigenlijk best wel leuk’ dacht ik terwijl hij vertelde over de bouw van de Noord-Zuidlijn die begonnen was in 2003.

Charmant probeerde Frank de deur van zijn appartement open te doen om mij voor te laten gaan. Maar het halletje voor zijn voordeur was zo klein dat hij daarvoor op de trap naar de bovenburen moest gaan staan en voor mij langs moest reiken om de deur van slot te doen.

Maar binnen staarde ik vol bewondering naar de eeuwenoude balken in het plafond terwijl Frank vertelde dat het huis zó scheef liep, dat hij elke ochtend zijn bank opnieuw tegen de muur moest schuiven. En terwijl hij dat vertelde, probeerde hij, aandoenlijk onhandig, een te groot doosje met theezakjes uit zijn te kleine jaszak te halen. Een beetje verlegen zei hij ‘Ik wist niet meer of je thee of koffie drinkt dus ik heb nog snel even thee gekocht’. Dat vond ik zó schattig dat ik als een blok voor hem viel.

De rest is geschiedenis. We kregen verkering, daar aan die Amstel. Ik verhuisde naar Amsterdam. Toen terug naar Breda. En wéér naar Amsterdam. Samen verhuisden we in 2016 naar een dorp in Noord Holland zodat ik nooit meemaakte dat de Noord Zuidlijn in Amsterdam echt af was. We maakten een hoop lol, we maakten een hoop ellende mee. Maar bijna zestien jaar later is hij nog steeds mijn verkering omdat er na de optelsom onderaan de streep nog steeds veel meer plussen dan minnen zijn.

En al die jaren al draait mijn verkering vaak keihard ‘ons’ liedje. Omdat het hem doet denken aan toen. Aan toen we elkaar net kenden. Lief, toch? Al moet ik eerlijk zeggen dat ik het niet helemaal eens ben met zijn keuze voor ‘ons’ liedje. Want om nou te zeggen dat het heel romantisch is…. Nee, niet echt.

En mocht je nog een kleine vier ton en wat los geld hebben liggen; het appartement van toen (50m2) staat te koop voor € 429.500,-.

De vrouw van de man met het hondje.

Maanden geleden zag ik hem voor het eerst. Bij het station Sloterdijk, in alle vroegte terwijl ik onderweg was naar mijn werk. Een man die zijn hondje uitliet. Het viel mij op omdat er niet veel huizen in de buurt zijn; ze moesten al best een flinke wandeling gemaakt hebben, zo ’s morgens in alle vroegte. Het hondje valt in de categorie ‘scharminkeltje’. Zo lelijk dat-ie leuk is om te zien. Ik moet er om glimlachen als ik het stel passeer. Maar de man kijkt stug voor zich uit en glimlacht niet terug.

Sindsdien kom ik de man met het hondje zeker twee of drie keer per week tegen. Dat schept een band natuurlijk. Dus glimlach ik elke keer als ik ‘m tegen kom vriendelijk. Maar de man glimlacht nooit terug. Hij groet niet, hij kijkt me niet aan. Hij loopt gewoon door, stug voor zich uit kijkend. Nou weet ik wel dat het in Amsterdam niet gebruikelijk is om passanten op straat te groeten. Maar ik ben verbaasd over zoveel onwilligheid. Dus houd ik vol. Ik blijf glimlachen en groeten. Maandenlang. Het wordt een soort persoonlijke kwestie. Ik moet en zal die man laten zien dat wereld zo slecht niet is.

Ondertussen bedenk ik me waarom de man met het hondje niet terug groet. Hij lijkt zo treurig. Misschien is-ie zijn baan verloren. Zit-ie al een tijdje werkeloos thuis en heeft-ie niets beters te doen dan rondjes lopen met zijn hond. Of misschien heeft-ie zijn vrouw niet verteld dat hij zijn baan kwijt is en loopt-ie de hele dag buiten terwijl zijn vrouw denkt dat-ie op zijn werk is. Maar dan zou hij de hond niet meenemen. Toch?

Of misschien heeft de man met het hondje wel helemaal geen vrouw. Maar om daar nou zo treurig van te worden? Nou ja, misschien is zijn vrouw er vandoor. Met zijn beste vriend. Dat zou wel iets verklaren. Of misschien is het nog veel erger.

In mijn gedachten wordt de reden van zijn stugheid steeds dramatischer. Misschien is zijn vrouw wel overleden. Is de man met het hondje een treurende weduwnaar die zijn vrouw verloren heeft bij een gruwelijk ongeluk. Of aan een slopende ziekte.

En daarna kreeg hij natuurlijk ruzie met zijn kinderen, die hun kindsdeel wilden hebben en wilden dat hij zijn huis verkocht. Het huis waar hij met zijn overleden vrouw zo gelukkig was. Wat een rotkinderen! En nu houden ze natuurlijk ook nog de kleinkinderen bij hem weg. En nu zit-ie daar. Moederziel alleen met zijn hondje. En daarom gaat de man iedere dag een hele lange wandeling maken met zijn hondje. Want dat hondje is het enige dat-ie nog heeft.

Zo iets treurigs moet het zijn. Het was zomer toen ik de man met het hondje voor het eerst zag lopen. Inmiddels is het winter. Ik heb een half jaar vriendelijk gegroet. Allerlei rampscenario’s die zouden kunnen verklaren waarom de beste man zo treurig kijkt, zijn in mijn gedachten de revue gepasseerd. Maar de man met het hondje geeft nog steeds geen sjoege. Geen glimlachje, nog geen knikje kan er van af.

Het zou zomaar kunnen, dat wat ik bedacht heb, waar is. Maar het zou ook zomaar kunnen dat de man met het hondje gewoon een ongelooflijk chagrijnige vent is. Met een verschrikkelijk ochtendhumeur. Misschien heeft-ie thuis wel een schat van een vrouw zitten. Kerngezond en springlevend. Die hem iedere morgen kordaat de deur uit stuurt. Met de hond.  “Ga jij maar even wandelen. Tot je humeur wat beter is. En neem meteen die hond mee.”  Omdat ze geen zin heeft om tegen zijn chagrijnige hoofd aan te kijken. Dat kan natuurlijk ook. 

Ik zie voor me hoe de vrouw van de man met het hondje, in alle rust, geniet van het eerste kopje koffie van de dag. Ergens in een warme keuken met vrolijke gebloemde gordijnen. Waar de radio zachtjes aanstaat en het naar vers gebakken broodjes ruikt. Terwijl ondertussen haar chagrijnige echtgenoot buiten loopt met de hond. In de kou.

En eigenlijk is dat in mijn hoofd het leukste scenario. Ik denk dat ik deze houd.