Categoriearchief: Dochterlief

Het leed dat corona heet.

Man, wat was het zwaar, dat weekend Dublin! Natuurlijk kon ik weer eens niet slapen in een vreemd bed. En mijn oren zaten dicht door het opstijgen en landen van het vliegtuig. Die zaterdag sleepte ik mezelf door de Dublin Zoo, mopperend over het feit dat ik zo uit vorm was. En zondag had ik niet eens meer de puf om mijn camera mee te slepen. Maar het kwartje viel pas tijdens de laatste etappe van de reis. Ik zweefde meer over de snelweg dan ik reed, toen ik van Michelle naar huis reed. Eenmaal thuis gooide ik mijn tas in een hoek en deed ik eerst een zelftest. Binnen twee minuten verschenen er twee knalrode strepen in het venster. Kak! Corona!

Het verklaarde een hoop. Maar ik schrok er ook wel van. Zeker omdat ik gezellig een heel weekend met mijn dochter opgetrokken had. En zij zou de week daarop een groot feest vieren ter ere van haar verjaardag. Ik hoopte er maar het beste van. De fouten die ik maakte als moeder zijn nog redelijk te overzien maar haar 30ste verjaardag verpesten zou me een levensgroot schuldgevoel opleveren. Origineel cadeau wel, een corona-besmetting, maar toch liever niet.

Daarnaast waren er wat praktische problemen. Ik kwam net terug van een weekend weg maar even boodschappen doen zat er niet in. Gelukkig had ik voor ik wegging een grote pan macaroni gekookt. Ik had nog drie bakjes in de vriezer. Ik had brood, kaas, eieren en melk in huis. En paracetamol. Dus ik zou het wel redden. Ik nam een douche en kroop in bed.

Dinsdag werkte ik een beetje van uit huis. Maar ik hing vooral duf rond. Rillering, duizelig en mijn oren zaten nog steeds dicht. De tas met was uit Dublin stond mij verwijtend aan te kijken maar ik had niet de puf om hem uit te pakken. Ik at mijn bakje macaroni en kroop weer op tijd in bed. ’s Woensdags dacht ik me iets beter te voelen. Ik zette de vuile vaat in de vaatwasser, maakte mijn tas lees en zette een was aan. En toen moest ik toch weer even gaan zitten. Poepoe! Om mijn eentonige macaroni-menu te doorbreken, bestelde ik een frietje. Het viel nog niet mee om aan het minimale bestelbedrag te komen dus ik at me zo ongeveer dood. Gelukkig had ik mijn smaak nog! Volgevreten rolde ik maar weer op tijd mijn bed in.

Vreemd genoeg werd ik donderdag kiplekker wakker. Nergens last van. Mooi natuurlijk, want dat zou betekenen dat ik er vrijdag weer op uit mocht. Maar ik vertrouwde het voor geen anderhalve meter. Voor de zekerheid annuleerde ik al mijn afspraken. Dochterlief testte nog steeds negatief dus die gaf een knalfuif ter ere van haar verjaardag. Ik had geen zin om als een soort superspreader haar hele vriendenkring te besmetten dus ik sloeg haar feest over. Ik ging niet bij mijn moeder op bezoek en ik cancelde die leuke afspraak voor zaterdag avond.

Dat bleek een slimme zet. Want het herstel van corona was er eentje met ups en downs. De ene dag voelde ik me kiplekker en de volgende dag was ik totaal geradbraakt. In het weekend en de dagen erna hoestte ik na het wakker worden zo enorm dat het leek of ik de avond daarvoor een baal zware shag gerookt had. Soms had ik het idee dat ik koorts had. En af en toe was ik ineens weer een beetje dizzy. Voor de zekerheid bleef ik nog maar even binnen.

Zo sukkelde ik nog een week door. De ene dag fluitend en zo fris als een hoentje. En de dag erop weer zo duf als een konijn. Ik at nog een bakje macaroni. Afgewisseld met een gebakken ei en een tosti. Maar langzaamaan werd het hoesten minder en verdwenen de watten in mijn hoofd. Op vrijdagavond, rond een uur of negen, zat ik op de bank. Buiten regende het. En ineens kreeg ik een briljant idee. Ik zou gaan wandelen.

Terwijl de regen tegen de ruiten kletterde, trok ik kordaat mijn schoenen aan, enigszins verbaasd over mezelf. Dat ik ging wandelen in de stromende regen kon twee dingen betekenen: 1: ik was echt beter nu. Of 2: corona was in mijn bolletje geslagen en ik was nu volledig krankzinnig geworden. Na een uur kwam ik natgeregend maar tevreden thuis en kon ik met zekerheid zeggen dat het optie 1 was. Ik ben weer beter!

30!

Tjonge. Dat was toch wel een dingetje. Mijn eigen leeftijd; daar heb ik niet zo’n moeite mee. Maar dat dochterlief afgelopen weekend 30 werd, vond ik wel gek. Al is het alleen maar omdat de afgelopen dertig jaar zo snel gingen. Ik knipperde twee keer met mijn ogen en BAM! Ze is dertig! En natuurlijk moet ik daar een logje over schrijven. Maar ik durf niet meer. Ik heb al zo vaak geschreven hoe lief en leuk mijn dochter is, dat weten jullie nu wel. Zelfs een filmmontage maken was geen optie. Die maakte ik vorig jaar al. Waarmee ik mezelf dus behoorlijk in de vingers sneed. Dus wat dan?

Ik zeg het gewoon nog één keer: het is een feest haar moeder te zijn. En er gaat geen dag voorbij dat ik er me niet bewust van ben, hoe ik geboft heb. Maar dat gezegd hebbende, kunnen we over naar iets anders. Het verschil tussen 30 jaar geleden en nu, bijvoorbeeld.

1992 was het. En toen Michelle geboren werd, stond ‘You are my destiny’ van Lionel Richie op nummer 1 in de top 40. Ik draai het nummer nooit meer, maar ik vind de tekst nog steeds bijzonder. Mijn telefoon zat aan een kabeltje dat uit de muur kwam. En – dat was hip toen – ik had een antwoordapparaat! Met zo’n heel klein cassettebandje er in. Als je een boodschap had, moest je eerst het bandje terug spoelen.

Ik had geen auto, wel een fiets. Van elektrische fietsen had nog niemand gehoord. Gewoon trappen. Vaak hard trappen als je wind tegen had. En nat regenen. Zo vaak dat ik me toen heilig voornam; als ik ooit een auto heb, regen ik nooit meer nat. Dat blijkt in de praktijk toch niet helemaal haalbaar. Ik heb een auto maar ik regen nog steeds nat op de fiets. Op de terugweg.

We betaalden nog met guldens. Ik woonde in een leuk appartementje boven een winkelcentrum. Ik had één slaapkamer, dus Michelle heeft – tot onze verhuizing toen ze tien maanden was – bij mij op de kamer geslapen. De huur van mijn appartement was ƒ 711,-. Ik vond dat kneiterduur destijds. Terwijl het nu, omgerekend, € 322,64 zou zijn. Spotgoedkoop! Ik werkte bij CZ, het ziekenfonds in Tilburg. En volgens mij verdiende ik rond de ƒ 1100,-. Omgerekend zou dat € 499,- zijn! Een vetpot was het dus niet. Maar ik had niet veel nodig. Mijn enige luxe was de leesmap. Boeken haalde ik bij de bibliotheekbus, die elke week achter mijn huis stond. En af en toe kocht ik een cd. Want van MP3’tjes had nog niemand gehoord.

Steamingsdiensten bestonden nog niet. We keken Nederland 1, 2 of 3. En RTL-Veronique, dat uitzond vanuit Luxemburg. Dat werd later RTL. Ik keek Rosanne en Full House. Favoriet waren Dharma and Greg en Columbo. En als ik hoogzwanger niet kon slapen ‘s nachts, keek ik Oprah Winfrey. “You get a car! And you get a car! And you get a car!” Het kon niet op, die gekkigheid in Amerika. Als ik bij mijn ouders bleef eten, keek mijn moeder naar Jerry Springer. In alle staten was ze, als de gasten elkaar weer eens in de haren vlogen. Hoe vaak mijn vader en ik haar ook vertelden dat het doorgestoken kaart was; ze geloofde ons nooit. 

In 1992 opende Disneyland Parijs haar deuren. Jarenlang kreeg ik rond de verjaardag van Michelle altijd wel een of andere jubileum-aanbieding in de bus. We zijn er jaren later ooit een keer heen geweest, samen met mijn zus en mijn nichtje. Maar we vonden er niet zo heel veel aan. Het was november en mijn zus en ik waren de kou en de regen zó beu dat we tegen onze dochters gelogen hebben dat de lichtjesparade niet door ging omdat het regende. Ze slikten ons verhaal voor zoete koek en speelden verder in de gangen van het hotel wat ze veel leuker vonden dan dat hele stomme park. Laatst zag ik weer een reclame voorbij komen. “Disneyland Parijs bestaat 30 jaar!!” En elke keer denk ik dan ‘Oh ja, da’s waar ook’. 

Maar het meest vreemde was dat er geen internet was. We hadden geen Google en geen email. Als ik iets wilde weten, belde ik mijn vader die meestal wel een antwoord wist. Ik had een penvriendin in Zwitserland, met wie in een innige briefwisseling onderhield. Handgeschreven brieven, compleet met foto’s. En als je iemand wilde spreken dan belde je gewoon naar iemands vaste telefoonlijn. Met bijhorende netnummer, dat verschilde per stad. Even een berichtje sturen of een foto was er niet bij. Ik was al diep onder de indruk van de fax die jaren later op mijn pad kwam. Want zelfs die bestond nog niet in 1992.

En als ik dit zo op een rijtje zie, kan ik niet ander dan concluderen dat ik écht oud aan het worden ben. Maar goed, dat kan wel kloppen. Ik heb tenslotte een dochter van dertig!

Wat herinner jij je nog van 1992?

Dublin 2022.

Het was hard op weg om een mooie traditie te worden: een jaarlijkse citytrip met mijn dochter. We bezochten Londen (2014) , Rome (2015) en Barcelona (2016). Maar toen kwam de klad er in omdat ik nogal aan huis gebonden was als mantelzorger van ex. In 2019 besloten we te ‘oefenen’ en gingen we een weekendje naar Groningen. Ex bleek zich prima te redden, dus konden wij weer op stap. In 2020 boeken we een weekendje Dublin. En we annuleerden de boel weer, want tja.. corona. We gingen naar Deventer dat jaar. En Dublin bleef op de lijst staan.

Voorzichtig boekten we dit jaar een citytrip naar Dublin. Het was even schrikken van de prijzen, want Dublin is verschrikkelijk duur. Een nachtje in een hotel kost je zomaar € 300,-! Dat vonden wij iets te gek dus boekten we via AirB&B een leuke kamer bij een gezellige host. Dat we met de bus naar het centrum moesten namen wij op de koop toe. En dat onze host een hond heeft was voor ons natuurlijk alleen maar een pluspunt. Afgelopen vrijdag vertrokken we.

Er waren wat obstakels die we moesten nemen. Allereerst was er een treinstaking. Hoewel de treinen rondom Schiphol wel zouden rijden, durfden wij het risico niet te nemen. Gelukkig was Robby zo lief om ons met de auto naar Schiphol te brengen. Daarna begon het wachten want het was druk op Schiphol. Het duurde inderdaad lang maar uiteindelijk waren we dan toch door de security en konden we opgelucht ademhalen. Het zou er deze keer echt van komen!

We kwamen laat aan in Dublin en namen de bus naar ons logeeradres. De vriendelijke jongeman waar we een kamer huurden, zat net in een restaurant te eten. Maar hij kwam even naar huis om ons binnen te laten en alles te laten zien. En wat een leuk plekje was het! Het leek trouwens wel een hotel! Met hele grote handdoeken, badslippers en chocolaatjes op onze kamer. Alles keurig schoon en netjes. We mochten overal gebruik van maken. En de hond was echt een schatje! Onze gastheer ging terug naar het restaurant en wij hadden het rijk alleen. We deden niet veel meer. We douchten en doken lekker in bed. Prima bed, maar niet mijn bed dus ik sliep slecht die nacht. 

De volgende dag stond de Zoo van Dublin op het programma. Niet omdat ik nou persé zo dol ben op dierentuinen maar het leek me gewoon leuk om foto’s te maken in een dierentuin. Dus waarom dan niet in Dublin? We wandelden door Phoenix Park naar de Dublin Zoo. En die is groot. En mooi. Maar na een halve dag rondsjouwen daar, was ik er ook wel klaar mee. Ik blijf moeite hebben met dieren die opgesloten zitten, hoe mooi de locatie ook is. 

Het was weer zoals vanouds; met mijn kind op stap betekent minimaal 11 tot 12 kilometer per dag lopen. Na de dierentuin wandelden we nog een flink stuk door de stad en bekeken we de twee grote winkelstraten van Dublin. We hadden mazzel met het weer. De zon scheen, het was een stralende dag! Jammer dat ik een beetje uit vorm was! Die 12 kilometer per dag vielen me zwaarder dan andere jaren. Ik had slecht geslapen en ik had last van mijn oren. Door het vliegen natuurlijk. Maar dapper hobbelde ik achter mijn kind aan. Heel Dublin door. ‘s Avonds gingen we gezellig uit eten bij een restaurant in de buurt en we doken zelfs nog even een echte Ierse pub in. Beregezellig! 

Na weer een onrustig nachtje (ik zal wel nooit wennen aan vreemde bedden) hingen we de toerist uit en bezochten we Saint Patrick’s Cathedral, Christ Church Cathedral en Dublin Castle. Voor die laatste boekten we een gids omdat je dan ook in de crypte onder het kasteel kon kijken. Dat viel een klein beetje tegen. Wij hadden verwacht in een soort catacomben terecht te komen. Maar meer dan een trapje af om een hoop stenen te bekijken was het niet. Maar misschien was het ook wel een meevaller. Ik was al zo moe. Gesloopt kroop ik in bed die avond.

Na het derde korte nachtje werden we wakker in een regenachtig Dublin. Gewapend met paraplu’s bezochten we de farmers market vlak bij ons logeeradres en trokken we nog even de stad in om wat te eten. Ondertussen appte onze gastheer dat hij door een overlijden in de familie weg moest naar het zuiden van Ierland en dat we hem dus niet meer zouden zien voor ons vertrek. Gek om zo afscheid te nemen. We wensten hem via Whatsapp veel sterkte en bedankten hem voor zijn gastvrijheid. Bij thuiskomt bleek hij een doosje chocolade voor onze deur gelegd te hebben. Zo lief! 

We hobbelden met de bus naar het vliegveld waar we na het nodige wachten een goede vlucht hadden terug naar Nederland. Robby haalde ons op en vanuit Almere reed ik terug naar Heemskerk. Terug naar huis en vooral terug naar mijn eigen bed. Inmiddels voelde ik me zo geradbraakt dat ik begon te twijfelen of mijn vermoeidheid wel door mijn gebrek aan conditie en slechte nachtrust kwam. De corona zelftest die ik deed was onverbiddelijk; binnen no time had ik twee rode strepen op het schermpje. Na al die tijd toch voor de bijl. Ik heb corona! 

Dus nu zit ik in quarantaine, te duimen dat Michelle niet ziek wordt want die viert haar verjaardag komend weekend. Ik ben twee dagen best beroerd geweest maar gelukkig gaat het nu weer beter. Over het feit dat ik met corona op pad geweest ben, denk ik maar niet te veel na. Als je er achter komt, is het al te laat. En tenslotte heb ik het ook ergens opgelopen. Maar een echt leuk souvenirtje is het niet.

Toch was ook Dublin weer helemaal geweldig. Wij vonden de stad zelf niet heel bijzonder, eerlijk gezegd. Maar de mensen zijn er zo ontzettend vriendelijk en er hangt een heel gemoedelijk sfeertje. Het was echt heel erg leuk! Niet in de laatste plaats door mijn reisgezelschap natuurlijk. Wat is het toch heerlijk om samen met dochterlief op stap te zijn! Dat is die paar nachten slecht slapen dubbel en dwars waard! Eens even denken waar we volgend jaar heen gaan…

De meeste mannen deugen.

Jarenlang werkte ik als secretaresse bij een vrachtwagengarage. Als enige vrouw tussen een stuk of dertig vrachtwagenmonteurs. Geloof me, dat is een apart slag man. Over het algemeen zijn ze iets grover in de mond, iets meer onbehouwen dan de gemiddelde man. “Kun je daarmee omgaan?” werd me gevraagd tijdens mijn sollicitatiegesprek. “Natuurlijk!” zei ik. Pure bluf want eigenlijk was ik best verlegen.

En toen zat ik dus op mijn eerste werkdag als enige vrouw in de kantine tussen 30 brallende mannen. De gespreksonderwerpen varieerden niet echt, het ging voornamelijk over voetbal en bier tijdens mijn pauzes die eerste week. En voor de afwisseling werd er af en toe een vrouwonvriendelijke mop over tafel geslingerd. Ondertussen waren alle ogen op mij gericht om te peilen hoe ik zou reageren. Maar ik hield gewoon mijn mond en observeerde. Ook op dag twee. Tot ik in de gaten wie de ‘aanvoerder’ was.

Op mijn derde werkdag zat ik weer in de kantine. Toen er weer een flauwe grap voorbij kwam, haalde ik diep adem en sprak een van de monteurs aan. Die ene, met de meeste praatjes van allemaal. Alle ogen waren op mij gericht. Met vlekken in mijn nek en blozend tot en met zette ik hem met een man-onvriendelijke mop te kakken. Terwijl hij grijnsde als een boer met kiespijn, lag de rest onder tafel van het lachen. En sinds die dag zat ik op rozen.

Zodra ik iets moest dragen dat zwaarder woog dan een A4-envelop, stonden er minstens 15 mannen klaar om het voor me op te tillen. Alle deuren werden voor me open gehouden en als we met z’n allen een drankje gingen doen in een naburig dorp, fietste er altijd eentje met me mee naar huis zodat ik niet ’s nachts alleen over straat hoefde. Als ik een raar rammeltje hoorde aan mijn auto, schoven de roldeuren van de werkplaats open. “Rijd ‘m maar effe binnen, meiske”. En als ik thuis, voor de deur panne had, kwam de servicebus voorrijden. Een van de verkopers bracht mij en mijn dochter ’s nachts naar Schiphol toen we op vakantie gingen (wat een avontuur was dát!) en ik mocht altijd de bedrijfsauto lenen. En die monteur met die praatjes en ik werden dikke vrienden, trouwens.

Daar stond tegenover dat ik op warme dagen ijsjes voor de heren haalde bij de benzinepomp. Of dat ik op koude winterdagen bekertjes loeihete koffie bij hun smeerput zette omdat het zo koud was in de werkplaats. Dat ik nooit mopperde als ik weer eens smeer op mijn kleren kreeg. Dat ik precies wist wie er koffie dronk en wie thee. Dat ik een kratje bier mee bracht voor de vrijmibo als ze mijn autootje weer eens gefixt hadden. Dat ik pleisters plakte en koude, natte doeken haalde bij ongelukjes in de werkplaats en geduldig luisterde naar al hun problemen. Want in de kantine bleken de gesprekken wel degelijk over andere dingen te kunnen gaan dan over voetbal en bier. De toestand in de wereld, relatieproblemen, de opvoeding van de kinderen, alles kwam voorbij.

Mijn dochter was er kind aan huis. Tijdens schoolvakanties ging ze mee naar mijn werk. Ze frankeerde de post en hielp mee in de kantine. Ze reed mee in de vrachtwagens als er proefritjes gemaakt moesten worden en ze speelde kappertje met de monteurs tijdens de lunchpauze. En die grove taal was een stuk minder als zij in de buurt was.

Een wereldbaan was het. Ik heb nog nooit zoveel gelachen op mijn werk als daar. En ik kreeg er kansen tot en met. Vol vertrouwen werden allerlei klusjes op mijn bord gegooid. Daarna lieten ze me met rust omdat ze wisten dat het goed kwam. Dat kwam het ook altijd. Ik leerde er veel, van het uit elkaar halen en weer in elkaar zetten van koffieautomaten en printers, tot het in elkaar flansen van spreadsheets in Excel, het maken van PowerPointpresentaties en ik leerde mezelf allerlei handige dingen in Word. Maar het meest waardevolle was dat mijn zelfvertrouwen tegen de klippen van de hel omhoog groeide. Toen ik er na acht jaar weg ging was ik allang niet verlegen meer.

Het was 1998 toen ik daar ging werken. Niemand had nog van #metoo gehoord en je wist destijds dat je niet in een ‘mannenwereld’ moest gaan werken als je daar niet tegen kon. In deze tijd, vol verhalen over grensoverschrijdend gedrag, moet ik nog wel eens aan mijn ex-collega’s denken. Op geen enkel moment heb ik me onveilig gevoeld tijdens de acht jaar dat ik daar werkte. Nooit. Niet met dertig mannen in de kantine. Niet met vijf van hen in de kroeg. Niet met twee in het magazijn. Of met één in een auto. Nog nooit. Het kan dus ook goed gaan, met mannen. En daar hoor je eigenlijk nooit iets over. Jammer.