Categoriearchief: Dochterlief

Stedentripje.

De vaste lezers weten het: ik heb last van heimwee. En niet zo’n klein beetje ook maar echt gruwelijk, verschrikkelijk veel last van heimwee. Verre reizen zijn aan mij niet besteed. Toen ik ooit hoorde dat een collega drie maanden onbetaald verlof nam om door Australië te trekken, was ik de enige binnen het bedrijf die niet jaloers was. Drie maanden! Ik zou dood gaan van ellende.

Maar toen Michelle 21 werd, besloot ik de stap te wagen. Voor haar verjaardag nam ik haar mee naar Londen om de musical The Lion King te zien. En het was fantastisch! Londen vond ik niet heel bijzonder maar het was geweldig leuk om met mijn grote dochter op stap te gaan. Ik heb er van genoten. Maar ik had wél heimwee. Wat redelijk bizar was, omdat ik het aller-aller-liefste wat ik heb, bij me had.

Maar toch; ik had heimwee. Dat houd bij mij in dat ik al een beetje buikpijn heb bij het vertrek. Dat ik niet slaap en hooguit een beetje doezel in zo’n vreemd bed. En dat ik nachtjes tel tot ik weer naar huis mag, hoe leuk het ook is. Dat, in combinatie met zo’n tien tot twaalf kilometer per dag door een vreemde stad wandelen, maakt dat ik compleet gesloopt ben als ik thuis kom. Om vervolgens alle zeshonderd foto’s te bekijken die ik gemaakt heb en te zuchten ‘Wat was het leuk!’

Want het ís ook altijd leuk. Zó leuk dat Mich en ik er een jaarlijkse traditie van gemaakt hebben. Ieder jaar een stedentrip! Na Londen volgde Rome en daarna Barcelona. Toen werd Frank ziek en waren we even uitgereisd. Maar in 2019 pakten we de draad weer op. We begonnen dicht bij huis en gingen een weekendje naar Groningen.

We zouden daarna naar Dublin gaan maar Corona gooide roet in het eten dus werd het Deventer. Ook prachtig! Het tweede Corona-jaar logeerden we een weekendje in ons geboortestadje Breda en vorig jaar gingen we naar Brugge én naar Dublin, waar Corona mij toch nog te pakken kreeg.

Op een of andere manier kwam het er dit jaar maar niet van om samen op pad te gaan. Het kwam gewoon steeds niet uit terwijl er nog genoeg steden op ons lijstje staan. Op de valreep hebben we nu toch een stedentripje gepland. Met z’n drieën! Want Robby gaat dit jaar ook mee. Hoe leuk is dat!

We blijven in Nederland. We gaan naar Gouda. En we gaan maar twee nachtjes! Jongens! Dat wordt een makkie!

Iemand nog tips? Wat moeten we zéker doen in Gouda?

Bijschrift bij de foto: Londen 2013. 

Alice in Wonderland.

“Hoe bevalt je nieuwe baan?” vraagt iedereen. En er wordt verbaasd gereageerd als ik niet super enthousiast ben. Natuurlijk ben ik blij met mijn nieuwe baan. En zeker met een baan die zo in mijn straatje past. Maar dat paste mijn vorige baan ook. Ik had een droombaan en ik had het met gemak volgehouden tot mijn pensioen. Maar door omstandigheden was dat geen optie meer. Dat maakt het allemaal een beetje zuur.

Daarnaast vind ik het niet fijn om helemaal opnieuw te beginnen. Ik had zoveel kennis opgedaan in mijn oude baan. En nu weet ik niet eens waar het papier voor de printer ligt. “Leuk!” roept iedereen “Een nieuwe uitdaging!” Nou. Eerlijk gezegd ben ik niet zo dol op uitdagingen. Maar het is wat het is, en het komt ook wel goed.

Mijn nieuwe werk is niet zo geautomatiseerd als ik gewend ben. “Het werkt” zeggen ze “Dus we hebben het nooit aangepast.” Waar ik 12,5 jaar werkte in een papierloos kantoor met alle documenten in de cloud, loop ik nu weer met ordners vol paperassen te slepen. Maar ergens is het ook wel heel grappig omdat de werkwijze vrijwel dezelfde is als bij de vrachtwagengarage waar ik vroeger werkte. Ik zie pakbonnen voorbij komen van leveranciers die ik herken van vroeger en ik hoor dezelfde termen weer voorbij komen. Het gaat over werkorders, tachografen, luchtbalgen, proefritten, RDW-papieren en RAL-kleuren. Net als toen.

Ik voel me Alice in Wonderland. Ik ben ergens in een konijnenhol gevallen en in 1998 terecht gekomen. Zo lijkt dit bedrijf op de garage waar ik vroeger werkte. Het is maar goed dat mijn nieuwe werkplek 100 kilometer verwijderd is van de plaats waar ik in 1998 woonde en werkte. Want aan het einde van mijn werkdag heb ik steeds de neiging om naar het kinderdagverblijf te fietsen om mijn dochter op te halen. Gelukkig herinner ik me altijd net op tijd dat het 2023 is. Mijn dochter is dertig inmiddels. Die wóónt niet eens meer bij mij. En bovendien heeft ze een rijbewijs. Die komt zelf wel thuis.

Maar natuurlijk is er ook goed nieuws. De fietstocht van bijna een half uur naar mijn werk, waar ik – lui varken – als een berg tegenop zag, bevalt me eigenlijk heel goed. Als het regent, ga ik met de auto. En eerlijk is eerlijk, daar baal ik dan best van. Op de fiets vind ik fijner. Toch luister ik nog een beetje weemoedig naar de verkeersinformatie. Om te horen of er weer zo’n vervloekte file staat op de A9. Waar ik dan weer geen last van heb.

Maar de grootste omschakeling is toch wel het vroege opstaan en de deur uit gaan. Ik ben gewend aan laat opblijven en opstaan rond een uur of kwart voor acht. Kopje koffie, laptopje opstarten, tussendoor ontbijten en aankleden. Radiootje aan, lekker thuis. In plaats daarvan gaat de wekker nu om half zeven en zit ik om half acht op de fiets.

En na drie jaar thuis werken of alleen op kantoor moet ik enorm wennen aan de hele dag mensen om me heen. Gelukkig zijn het hele lieve mensen. Want mijn nieuwe collega’s zijn echt heel erg aardig. Daar bof ik dan weer mee! En eerlijk is eerlijk; als ik door de werkplaats loop, tussen al die grote vrachtwagens door, vind ik dat toch wel weer heel erg gaaf. Net als vroeger. Dus het komt wel goed. Het is alleen even wennen.

I love you… more….

Mijn dochter is allang groot. Een volwassen vrouw met een partner, een hond, een eigen huis, een drukke baan en een druk sociaal leven. Daardoor zien we elkaar niet heel erg vaak maar we appen elke dag. Soms hele gesprekken, soms maar een paar berichtjes. Maar we sluiten de dag eigenlijk altijd af met een ‘Welterusten!’ gevolgd door een ‘Love you’ soms verbasterd tot een ‘Lof joe’ of een oer-Hollands ‘Ik houd van jou’.

En soms belanden we in de  volkomen onzinnige en oeverloze discussie wie er nou meer van wie houdt. Houdt een kind meer van zijn of haar moeder? Of houdt een moeder meer van haar kind? Ik ben heilig overtuigd van de laatste stelling maar mijn dochter beweert dat zij meer van mij houdt dan ik van haar. Ha! Dat kán helemaal niet!

Soms appt ze mij haar ‘Love you’ vlak voor ze gaat slapen. En omdat ik vaak later naar bed ga dan zij, grijp ik dan mijn kans om er nog snel een ‘Love you more’ tegenaan te gooien. Ghèhèhè. Dat ik dan ‘s morgens wakker wordt met een huilende smiley van haar kant omdat ik gewonnen heb, neem ik op de koop toe.

Afgelopen weekend was ik met mijn moedertje op pad. Omdat ze op haar 91ste niet echt soepel meer is, heeft ze best wat hulp nodig. Voorzichtig probeerde ik haar haar jas aan trekken terwijl zij in haar rolstoel zat. Ik sjorde en ik trok aan haar broze armpjes en ik ben altijd bang dat ik per ongeluk iets afbreek. Ik klop af; tot nu toe is het altijd goed gegaan.

We lunchten gezellig bij mijn tante, waarbij mijn moeder meer praatte dan at. En omdat haar handen ook niet echt meer doen wat zij wil, wil ze nog wel eens knoeien. Geen probleem. Ik poetste de restjes eiersalade van haar bloes terwijl ik haar gerust stelde. ‘Geeft niks, ik was het wel uit’. En met een servetje veegde ik haar toet schoon. Eenmaal in de taxi terug naar huis sukkelde mijn moedertje in slaap. En ik zat vertederd naar haar te kijken. Zoals ik vroeger naar mijn dochter keek, tevreden slapend na een dagje uit.

Ineens realiseerde ik me dat de rollen omgedraaid zijn. Zoals mijn moeder mij vroeger in mijn baby-jasje wurmde, wurm ik haar nu in haar jas. Zoals zij vroeger mijn kinderwagen duwde, duw ik nu haar rolstoel. Zij smeerde mijn boterhammen en ik smeer nu de hare. En zoals zij vroeger mijn mond schoonveegde na een boterham met chocopasta, veeg ik nu de hare schoon.

Niet helemaal, trouwens. Want mijn moeder had de gruwelijke gewoonte, zoals zoveel moeders destijds waarschijnlijk, om onze mondhoeken schoon te poetsen met een zakdoek die ze vochtig maakte met speeksel. Met haar eigen speeksel welteverstaan. Verschrikkelijk vond ik dat!

De ultieme wraak zou zijn om haar nu, terwijl ze gekluisterd zit aan haar rolstoel, schoon te poetsen met míjn speeksel. Maar ik realiseerde me ineens dat ze daar helemaal niet mee zou zitten. Want ik ben haar kind. Zij houdt gewoon meer van mij dan ik van haar. Dat moet wel! Want als moeder doe je de meest ranzige dingen.

Al die poepluiers die je verschoont, de liters kots die je ruimt en de ongeveer 564.986 groene snottebellen die je afveegt. Of al die bloedende knietjes die je schoon wast na de zoveelste valpartij. Of die keer dat je je kind troostte dat een tand door haar lip viel, dicht tegen je aan, zodat je er zelf uitzag alsof je net een varken geslacht had. Dat is liefde. Oneindige, onvoorwaardelijke liefde.

Het is vast biologisch bepaald maar ik weet het zeker. Moeders houden meer van hun kind dan andersom. I rest my case. Sorry, Mich. Ik win! Love you more! ❤️

Geslaagd.

Als liefhebster van taal, lezen en schrijven kon het niet anders; ik probeerde mijn dochter de liefde voor taal met de paplepel in te gieten. Al voor ze geboren werd, was ze lid van de Disney Boekenclub dus toen ze eenmaal oud genoeg was om voorgelezen te worden, lag er al een stapel Disney-boekjes klaar. Ik wisselde af met sprookjesboeken en – onvermijdelijk – Jip en Janneke.

Samen op haar bed moet ik uren voorgelezen hebben. Meestal met veel plezier maar soms ook met haast. Als ik visite had, die in de huiskamer zat te wachten terwijl ik haar naar bed bracht. Of als de vuile vaat nog op het aanrecht stond en er een strijk wachtte. Dan probeerde ik stiekem een paar bladzijdes over te slaan. Waarop mijn dreumes haar vingertje op stak. ‘Nee, nee, mama!’ sprak ze dan vermanend. ‘Zó gaat dit verhaaltje niet!’ En zuchtend begon ik dan opnieuw.

Die uurtjes op bed met een boek waren niet alleen gezellig. Ze leverden mijn dochter ook een woordenschat op waar je u tegen kon zeggen. Toen ze twee en en half was, kon ze feilloos verbanden leggen, haar gevoel uiten én vertellen waarom ze zich zo voelde.

Dat voorkwam krijspartijen in de supermarkt. Mijn dochter kon gewoon vertellen dat ze boos was omdat we geen Kapitein Koek gingen kopen. Maar soms was het uitermate vermoeiend om een goed gebekt kind te hebben. Want als ‘s morgens haar ogen open gingen, ging ook die kwebbel open. 1001 vragen. En even zoveel opmerkingen over de wereld om haar heen, over wat ze voelde en wat ze dacht. Soms had ik spijt dat ik haar überhaupt had leren praten.

Vorige week zat ik bij de zoveelste diploma uitreiking. In De Balie in Amsterdam nam mijn dochter haar diploma als GZ-psycholoog in ontvangst. Na een toespraak van haar studiebegeleider die haar zo treffend in beeld bracht. Zó helemaal mijn kind. Ik ontplofte bijna van trots.

Stralend nam ze haar diploma in ontvangst. En de bijbehorende bos bloemen. Die gaf ze in – verband met een weekendje weg – door aan mij. Ik ben niet persé fan van bloemen in een vaas maar ze prijken nu op mijn tafel.

Omdat ik ze verdiend heb. Voor al die keren dat ik, compleet uitgeteld, haar instopte en om half acht eindelijk op de bank zat met een welverdiend kopje koffie. Na een lange dag met 683 vragen, 357 constateringen en 98 meningen van mijn kind. En als ik dan eindelijk zat, met mijn koffie, genietend van de rust, kwam dat stemmetje weer van boven.

‘Mama?’
‘Ja, schat?’
‘Ik ga even op mijn andere zijtje liggen’

Eigenlijk verbaast het me niks, dat ze van praten haar werk heeft gemaakt.