Kleinkinderen heb ik niet. En of ze er komen is ook niet aan mij. Maar ik heb wel een kleinhond: het hondje van dochterlief en schone zoon. Zij waren dit weekend weg en ik mocht op hun hondje passen. Na het traumatische overlijden van Michelle’s vorige hondje, bij de oppas notabene, vind ik het altijd een hele verantwoording om voor Nanook te zorgen. Je moet er niet aan denken dat er iets gebeurt met een beestje dat onder jouw hoede valt. Dus ik sprak mijn kleinhond bij binnenkomst eerst streng toe. ‘Luister eens, jongedame… Je gaat niet ziek worden hier, hè. Geen gekke dingen, hoor’. En ik waarschuwde haar om vooral niet weg te lopen, zoals ze laatst bij haar andere oppas gedaan had. Nook kwispelde wild als antwoord, rende enthousiast rondjes door het huis en sprong op de bank.
Toen haar bazinnetje eenmaal was vertrokken, was Nanook een beetje sip. Maar zoals dat ook met mensenkinderen gaat; ze was het zo weer vergeten. We speelden even en daarna zocht Nook een lekker plekje op de bank om een potje te chillen. Tot het tijd was om een stukje te gaan wandelen. Ik deed haar tuigje om en checkte de sluiting. Ja, die zat goed vast. Ik checkte ook de sluiting van de riem aan haar tuigje. Ja, die zat ook goed vast. We konden op pad.
Buiten hield ik haar vlak bij me tijdens het oversteken. Ze heeft zo’n riem met een uittrekbare lijn en ik ben altijd bang dat ze ineens de weg op schiet, onder een auto. In het park snuffelde ze lekker rond. En ik hield haar met argusogen in de gaten. Opletten dat ze geen eikels op eet. Of andere verkeerde dingen. Het regende en het was rustig in het park. Gelukkig maar. Ik vind het niet fijn om grote honden tegen te komen als ik met Nanook wandel. Eén hap van zo’n joekel en nou ja..
Zaterdag gingen we samen op visite bij een goede vriend in Brabant. Ik maakte Nanook zorgvuldig vast in de auto. Check, check, dubbelcheck. Alle riempjes zaten goed vast. Voorzichtig reed ik de 125 kilometer naar Brabant. Ik hield afstand en lette extra goed op. Met mijn kostbare vrachtje in de auto. Nook is altijd rustig in de auto. Ze gaat gewoon lekker liggen en geeft geen kik. Onderweg stak ik af en toe mijn hand uit naar de achterbank. ‘Gaat het goed, mop?’ En dan gaf Nook een geruststellend likje aan mijn hand.
Eenmaal in Brabant aangekomen, begroette ze mijn vriend alsof ze elkaar al jaren kenden. Daarna verkende ze het huis en mocht ze, op mijn jas, op een stoel liggen. Braaf beestje; je hebt er geen kind aan. Maar ook daar moest er gewandeld worden. Dus weer de riem, check, check, dubbelcheck. Want als ze daar ontsnapt, in een vreemde omgeving, is ze echt kwijt. Ik moet er niet aan denken. Maar het ging goed en ook de terugweg in de auto ging goed.
Zondag nam ik Nanook mee naar Frank. Weer in de auto. Check, check, dubbelcheck. Alle riempjes vast, afstand houden, rustig rijden. Frank en Nanook zijn nog steeds dikke vrienden dus moest er eerst flink geknuffeld worden. Daarna stofzuigde Nanook de kamer en zocht ze overal of Frank misschien iets lekkers had laten vallen. En daarna kwam ze weer lekker op de bank liggen. Reuzegezellig! Weer in de auto terug. Check, check, dubbelcheck. Voorzichtig!
Gisteren heb ik mijn kleinhond weer overgedragen aan haar bazinnetje. Alles is goed gegaan. Nanook is niet onder een auto gelopen of opgevreten door een grote hond. Ze heeft geen giftige dingen gegeten en geen pootjes gebroken bij een val van de bank. Ze was nog helemaal heel. Geen haartje gekrenkt, alles in orde.
Opgelucht zwaai haar en dochterlief uit. En ik denk aan hoe ik vroeger met gemak door de stad fietste. Fluitend en zingend, met mijn dochter in het fietsstoeltje voorop, een doos met boodschappen onder de snelbinders en twee volle tassen aan het stuur. Misschien is het maar goed dat ik geen kleinkinderen heb. Want de verantwoording voor het allerliefste van je allerliefste is nog veel groter dan de verantwoording voor je eigen allerliefste.