BFF

Bioscoopje spelen bij Reade

Op een of andere manier heb ik niet veel vrienden. Veel contacten zijn verwaterd en ik heb er nooit energie in gestoken om ze te herstellen. Dus zijn mijn vrienden op één hand te tellen. Maar in 2017 kreeg ik er ineens twee nieuwe vrienden bij.

Want toen kwam Frank bij Reade terecht om te revalideren. Na een paar weken op een kamer alleen, werd hij in de ‘cognitieve groep’ geplaatst. Met zes andere patiënten en een gezamenlijke huiskamer waar groepsgewijs gegeten werd. Ik was lichtelijk in shock toen dat gebeurde. 

Omdat de medepatienten er toch allemaal wel heel ernstig aan toe waren. Er zaten bij iedereen meerdere steekjes los. Want ze zaten daar niet voor niets natuurlijk. En hé! Bij Vriendje-lief zaten ook meer steekjes los dan vast. Maar losse steekjes bij je partner zijn toch anders. Al die vreemde mensen met hun losse steekjes vond ik heel confronterend. Heel oneerbiedig noemde ik de cognitieve afdeling dan ook ‘De Loenatiks’

Ik vond het zwaar. Al die ellende om ons heen. Al het gezucht, gesteun en gekreun van medepatienten. En vooral die hangende schouders en treurige gezichten van hun partners. Want waar ik wanhopig probeerde positief te blijven en het een beetje gezellig te maken, liepen zij rond met een houding alsof het hele leven zinloos was geworden.

Er was één uitzondering; mede-patiënt Simone. Een klein vrouwtje, van mijn leeftijd, met vrolijke krulletjes en pretoogjes. Ze had na een zware hersenbloeding alle reden om treurig rond te lopen. Maar dat deed ze niet. Lichamelijk had ze weinig klachten overgehouden aan haar hersenbloeding maar geestelijk lag ze behoorlijk in de kreukels. Van veel dingen snapte ze niks meer en haar geheugen was een zeef. Maar haar vreselijk zwartgallige gevoel voor humor deed het nog volop. Ik mocht haar wel. Misschien omdat mijn gevoel voor humor even zwartgallig is.

Elke dag kwam Werner, de partner van Simone, op bezoek. Een boom van een kerel. Rustig, stoer en met een houding alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat we daar zaten. Type ‘rots in de branding’. Niks aan de hand. Alles komt goed. 

Pas toen ik hem ooit buiten zag staan, waar hij eenzaam in het donker een sigaretje rookte, zag ik aan hem dat hij het ook zwaar had. Net als ik. Maar bij Simone liet hij dat nooit merken. Hij deed precies hetzelfde als ik. Werken, eten, zo vrolijk mogelijk op bezoek bij partner, naar huis en naar bed. En dan wakker liggen. Je afvragen hoe het verder moest. En de volgende dag weer hetzelfde rijtje. Dag na dag. Week na week.

Maar bij Reade maakten we er het beste van. Frank en ik. En Simone en Werner. We hadden een hoop lol met z’n vieren. We keken samen tv, zaten buiten op het terras en we speelden ontelbare potjes ‘Mensch-erger-je-niet’. 

We maakten wrede grapjes over de medepatienten. Maar vooral over onszelf want zo zijn we dan ook wel weer. Frank en Simone werden door de verpleging regelmatig tot de orde geroepen. Dat ze op moesten houden met het plagen van de andere patiënten. Waarop Simone steevast opmerkte dat ze maar niet konden onthouden dat dat niet mocht. Hersenletsel, hè?

Frank en Simone knapten gelukkig op. Frank mocht als eerste naar huis, Simone een week later. De laatste avond met zijn vieren in Reade deelden we een bak nacho’s op Simone’s kamer. En we beloofden elkaar contact te houden als we allemaal ‘hieruit’ waren. Alsof we bajesklanten waren, vlak voor onze in vrijheidstelling. 

Heel vaak is ‘we houden contact’ een loze kreet. Maar in dit geval niet. We hielden contact en we hebben nog steeds contact. Simone en ik appen ons te pletter. Flauwe grapjes. Foto’s van onze katten. Of soms zomaar ‘Goedemorgen’ als we allebei in een andere trein zitten onderweg naar ons werk. 

Eindeloos kan ik bij haar klagen over Frank als het even niet zo lekker loopt. Ze moppert lekker mee maar wijst me soms – als ervaringsdeskundige – heel terecht op dingen waar Frank écht niets aan kan doen. Tenslotte weet zij als geen ander hoe vermoeiend het was om door het leven te gaan met een brein dat niet mee wil. 

En als het écht bal is, dan bellen we. Dan blaas ik stoom af, geeft Simone tips en checkt bij haar achterban. ‘Dat had ik ook, hè Wern?’ Op de achtergrond hoor ik Werner rustig beamen. En vertellen hoe hij daar mee om ging. En dan blijkt dat het allemaal heel normaal is. Voor ons dan.

We spreken regelmatig af met z’n vieren. Bij hen of bij ons. Ze vinden het nooit raar als ik ineens alleen voor de deur sta omdat Frank teveel pijn heeft om mee te gaan. Ze vinden het nooit gek als Frank zomaar ineens in slaap valt op de bank omdat-ie bek af is. 

Zij snappen dat. Ja, het was kommer en kwel destijds. Eén bak ellende. En ik had die tijd graag overgeslagen. Maar de vriendschap met Simone en Werner zou ik voor geen goud willen missen. 

Ooit zaten we op een terras met zijn vieren. Te geinen hoe vermoeiend Frank wel niet is. “Maar ja” zuchtte ik “Ik kan er moeilijk een kussen op drukken, hè?” “Kun je hem geen overdosis medicatie geven?” stelde Simone bloedserieus voor. 

Ik zag de geschokte blikken aan het tafeltje naast ons terwijl Simone en ik duivels naar elkaar grijnsden. En ik bedacht me weer eens hoe mooi het is, dat wij – idioten – elkaar gevonden hebben. Trots appte ik naar dochterlief ‘ik heb een BFF!’

Afgelopen donderdag zijn Simone en Werner getrouwd. Hoe fantastisch is dat? Wij waren erbij. Natuurlijk.  En drie keer raden wie de ringen aan mocht geven…

11 gedachten over “BFF

  1. Willemijn

    Super verhaal!! Dat is echt iets om van te genieten, een goede vriendschap die hecht is omdat je samen iets vreselijks hebt meegemaakt. Fijn voor jullie!

Reacties zijn gesloten.