Verborgen talent ontdekt.

Mijn vakanties verlopen altijd op dezelfde manier. Ik houd niet van reizen dus ik blijf lekker thuis. En ik neem me altijd voor om eens lekker te gaan relaxen. Maar in de praktijk komt het er altijd op neer dat ik een to do-lijst heb van hier tot ginder, dat mijn hele agenda vol staat met afspraken én dat ik ook nog eens ‘leuke dingen’ moet doen. En als ik dan weer moet gaan werken, ben ik volledig gesloopt.

Dit jaar besloot ik geen afspraken in te plannen. Of nou ja, niet te veel. Ik ging langs bij mijn kinderen in Almere en bij vrienden in Zandvoort, Westzaan, Zaandam en Purmerend. Ik ging langs bij mijn zussen in Breda en – uiteraard – bij de liefste ex in Hillegom. Te overzien, nietwaar? Die to do-list was er ook. Ik zou de berging opruimen, de muren van de studeerkamer schilderen, mijn kledingkasten opruimen, bijlezen in weblogland, mijn administratie doen en de stapel papieren die op mijn bureau ligt eindelijk eens inscannen.

En toen begon mijn vakantie. En ik ging voortvarend van start. Op mijn eerste vrije dag schilderde ik de eerste muur van de studeerkamer. En toen barstte de zomer los. De temperaturen stegen en mijn enthousiasme om ook maar iets te doen verdween als sneeuw voor de zon. Zelfs mijn enthousiasme voor de ‘leuke dingen’ verdween. In één keer schoot ik volledig in de luiaard-fase.

Als een soort Japie Krekel probeerde mijn geweten me aan de gang te krijgen. ‘Moet je kijken wat een prachtig weer! Waarom fiets je niet naar strand?’ fleemde mijn geweten. Maar ik gaf geen duimbreed toe. ‘Omdat ik geen zin heb’ antwoordde ik. ‘Maar je zou die andere muur toch nog verven?’ ging mijn geweten door. Maar met een ‘Klopt. Maar niet nu’ legde ik dat irritante stemmetje het zwijgen op.

Zelfs mijn heilige wekelijkse poetsrondje moest wijken voor mijn luiaard-fase. Ik keek eens rond in mijn huis en ik hoorde het stemmetje in hoofd zeggen ‘Pak nou even de stofzuiger. En een emmer sop.’ Maar het geluid van mijn koffiemachine overstemde het stemmetje in mijn hoofd en met een kop koffie en een boek ging ik weer op mijn balkon zitten.

Mijn geweten deed nog diverse pogingen. ‘Zou je niet eens een logje schrijven? Of even bij lezen in weblog-land?’ Glashard weigerde ik. ‘Ze wachten maar even’. En zo lummelde ik twee weken lang rond. Beetje uitslapen, lekker langzaam opstarten. Halve dagen luieren op het balkon. Als het te warm werd naar binnen, waar ik verder luierde op de bank.

Ik heb een nieuw talent ontdekt! Ik kan uren doelloos scrollen, lui films kijken, uren aan de telefoon hangen met vrienden en familie en twee keer achter elkaar op mijn gemak mijn nagels lakken omdat ik toch niks beters te doen heb. Ik kan podcastseries in één keer afluisteren, mezelf trakteren op pizza, een beetje knutselen en uren lanterfanten.

Afgezien van de uitjes naar familie en vrienden, heb ik niks gedaan. Helemaal niks. Althans; niet meer dan de hoognodige boodschappen. Ik wist niet dat ik het in me had. En man, wat was het lekker! Ik heb een heerlijke vakantie gehad! Die to do-list komt wel weer. Ik ben tenslotte helemaal uitgerust nu.

Frietjes op een gouden bordje.

Gisteren was het de verjaardag van mijn moeder. Ze zou vandaag 93 geworden zijn. Zou… want ze werd maar 92. En dat ‘maar’ is betrekkelijk. Want 92 is een mooie leeftijd. Zeker omdat ze er zelf ook zo over dacht. Keer op keer verzekerde mijn moeder ons dat ze tevreden was. ‘Ik heb een mooi leven gehad’ zei ze altijd.

Een leven dat ieder jaar gevierd werd. De laatste 20 jaar namen wij – beetje bij beetje – de regie over haar verjaardagen over. Omdat mijn moeder te oud werd om de hele middag drankjes te serveren. En we pakten altijd flink uit. Het waren geweldige tuinfeesten.

Mijn broer en schoonzus regelden stoelen, partytenten en de drank voorraad. In wisselende samenstelling zorgen we met zijn allen voor taart en eten voor de gasten. Meestal salades en broodjes. Bakken saté. Verschillende soorten soep. En één keer organiseerde we zelfs een heuse barbecue.

Mijn moeder liep tijdens de voorbereidingen steevast hinderlijk in de weg. Vragend of we Jack niet waren vergeten uit te nodigen en of we er wel aan gedacht hadden dat tante Sjaan suikerziekte had. Maar als de visite er eenmaal was, zat mijn moeder te shinen als een koningin terwijl mijn schoonzus en ik de bediening op ons namen. Het was fijn dat mijn moeder gewoon met de visite kon kletsen, als stralend middelpunt, en zelf niets hoefde te doen.

We hebben alle weertypes voorbij zien komen tijdens haar verjaardagsfeesten. Het ene jaar stromende regen en de hele tuin vol partytenten. Het andere jaar vielen de mussen dood van het dak en liepen mijn schoonzus en ik rond met natte handdoeken in onze nek om koel te blijven. Maar het waren geweldige feesten. Altijd. Wat voor weer het ook was. Met de allermooiste vorig jaar. Toen mijn moeder 92 werd en haar verjaardag groots vierde. In een zaaltje, in country-stijl, wat ze zó geweldig vond dat ze een cowboyhoed op wilde. We grapten nog dat die hoed op haar kist zou komen te liggen als ze dood zou gaan.

Ze genoot. Ze straalde. Ze kletste bij met iedereen. Ik maakte massa’s foto’s en ze sleepte later het boek dat ik maakte van de foto’s overal mee naar toe. Mijn moeders 92ste verjaardag bleek een soort afscheidsfeestje te zijn. Drie maanden later overleed ze en lag, zoals beloofd, de cowboyhoed op haar kist.

Het was mooi weer gisteren. Prima weer om door een achtertuin te rennen met thee, taartjes en koffie. Om tussendoor afwasjes te doen omdat er nooit genoeg serviesgoed was. En de hele stoet tantes, neven en nichten te voorzien van drankjes en hapjes. In plaats daarvan was het een hele gewone dag. Al kreeg ik wel veel lieve appjes van dezelfde tantes en neven en nichtjes wiens drankjes ik ieder jaar serveerde in mijn moeders tuin.

Natuurlijk mis ik mijn moeder. Maar ze heeft inderdaad een mooi en lang leven gehad. Toen ik klein was vertelde ze me ooit dat er een hemel is. En dat ze daar frietjes eten van gouden bordjes. Ik was als kind diep onder de indruk. Inmiddels ben ik niet meer zo zeker meer van een hemel en friet op gouden bordjes. Maar toch, op dagen zoals gisteren is het fijn om te denken dat ze daar is. En dat ze daar haar verjaardag gevierd heeft.  Met mijn vader, mijn broer, haar tweelingzusje en al die anderen die ze zo miste. Het is goed zo.

Hulp gevraagd.

In 2002 ging ik voor het eerst alleen met mijn dochter op vakantie naar Calella in Spanje. Ze was negen en ik vond het best spannend, zo in mijn eentje met haar in een vreemd land. Maar we hadden een wereldtijd. We aten een hele week ongezond maar goedkoop. We shopten ons te pletter omdat kleding daar heel goedkoop was. We wandelden in de buurt en we gingen naar een waterpretpark. En we gingen vaak naar het strand waar mijn kind in het zand speelde als een volleerd zeemeerminnetje. In een opwelling nam ik wat zand mee van het Spaanse zand.

Thuis deed ik het zand in een flesje en het stond jarenlang in de kast. En toen we in 2015 samen in Barcelona waren, gingen we ook naar het strand. Ook zo’n soort kiezelstrand als in Calella maar toch weer anders. Er zaten mooie groene steentjes in het zand. Kletsend met mijn inmiddels volwassen dochter, verzamelde ik een stel van die groene steentjes en nam ze mee naar huis. Thuis deed ik de groene steentjes in een flesje en zette dat naast het flesje met zand uit Calella.

In 2017 verhuisde ik naar Heemskerk, vlak bij het strand. Uiteraard nam ik zand mee naar huis van ‘mijn’ strand. Ik deed het in een glazen potje en zette daar een kaarsje in. Hartstikke leuk! En toen bedacht ik me ineens dat ik ook wat Heemskerks zand in een flesje kon doen. En zo stonden er drie flesjes in mijn kast. Calella – Barcelona – Heemskerk. Ik vond het zó leuk dat ik besloot zand te gaan sparen! Vooral om de verschillen te zien tussen zand uit verschillende plaatsen.

Ik nam me voor om terug te gaan naar alle plaatsen aan zee waar ik ooit geweest ben om zand op te halen. Even denken… Texel. Vlissingen. Dishoek. Rockanje. En dichter bij huis Zandvoort, Castricum en Wijk aan Zee. Dat was wel een beetje een domper. Want dat zijn zo’n beetje alle plaatsen wel waar ik ooit op het strand was. Ik realiseerde me dat ik niet ver ga komen met mijn verzameling, omdat ik simpelweg niet zo dol ben op op vakantie gaan.

Dus stelde ik de eisen drastisch bij. Het hoeft niet persé zand te zijn van plaatsen waar ik zelf geweest ben. Want anders wordt het helemaal niks met mijn nieuwbakken verzameling. Dus nu zeur ik iedereen die op vakantie gaat aan zijn of haar hoofd. ‘Oeh! Ga je op vakantie? Ga je naar het strand daar? Breng je dan een beetje zand voor me mee?’ Ik ben bang dat het de enige manier is om als huismus mijn verzameling uit te breiden.

Dus ehhhh… Gaan jullie nog op vakantie? En gaan jullie naar het strand? Brengen jullie dan een beetje zand mee?*

* Zo ja, stuur me een berichtje dan stuur ik je mijn adres en een postzegel

Blunder.

Mijn nieuwe baan als front-office medewerkster houdt in dat ik alle telefoontjes, mailtjes en de meldingen die via onze website binnenkomen moet doorzetten naar een van mijn 700 collega’s. Dat is niet simpel omdat de meest uiteenlopende vragen binnen komen. Mijn werk laat zich het beste omschrijven als ‘puzzelen’.

Het systeem waarmee we werken is behoorlijk traag, dus zoeken bij welke afdeling een vraag hoort en wie de aangewezen persoon is om de vraag te beantwoorden, kost tijd. Vooral bij telefonische vragen ben ik me er altijd van bewust dat er iemand ongeduldig ‘in de wacht’ hangt.

Mijn favoriete bellers zijn dan ook diegene die zelf weten wie ze willen spreken en waarom. Dan is het een kwestie van de naam van de collega invullen in ons belsysteem, bellen, even overleggen en doorverbinden.

Dus ben ik blij als meneer X belt, en vraagt naar collega Y, omdat hij wat vragen heeft over hun laatste overleg. Ik bel mijn collega Y, en als hij opneemt, meld ik braaf dat hij met Nicky van de front-office spreekt en dat meneer X hem wil spreken over hun laatste overleg. Tot mijn grote irritatie meldt mijn collega Y dat hij vakantie heeft.

Leuk die collega’s die hun werktelefoon opnemen tijdens hun vakantie maar je hebt er niets aan want ze gaan de beller echt niet te woord staan. ‘Waarom neem je dan je telefoon op?’ roep ik dan ook verontwaardigd. Mijn collega mompelt iets over bereikbaar moeten zijn en vraagt me de beller door te zetten naar het secretariaat. Ik zeg dat ik dat ga doen, wens collega Y joviaal nog een fijne vakantie en pak het telefoontje terug zodat ik meneer X door kan verbinden naar het secretariaat.

Welk secretariaat? We hebben ongeveer 27 afdelingen en tig secretariaten. Ik zoek de naam van collega Y op in ons ‘Wie is wie’-systeem op intranet om te kijken bij welke afdeling en bij welk secretariaat hij hoort.

Ik ben behoorlijk stressbestendig. Ik raak niet snel uit mijn evenwicht. Maar nu krijg ik het toch even warm en voel ik mijn wangen rood kleuren. En ik snap ineens waarom de naam van collega Y me al zo bekend voor kwam. Zo’n naam die je nét iets meer zegt dan de naam van de 699 andere collega’s.

Collega Y, die ik zojuist belde op zijn vakantieadres en tegen wie ik riep ‘Waarom neem je je telefoon dan op?’ blijkt een van de directeuren van het bedrijf te zijn.

Als er iemand nog een leuke vacature weet…