De dode hoek, mensen!

Kijk nou wat ik vind tussen mijn concept-blogjes! Een vrachtwagen-blogje, geschreven in maart 2023. Ik had nooit kunnen bedenken dat ik nu wéér tussen de vrachtwagens werk. De foto hier onder is wel van vandaag. Ik hoefde niet ver te zoeken 😉

Op een gewone doordeweekse dag, wandel ik tussen de middag naar de bakker voor een halfje bruin. Vlak voor ik de parkeerplaats bij de winkels op wil lopen, zie ik een enorme vrachtwagen een haast onmogelijke draai maken. Achteruit, de smalle ingang van het parkeerterrein op, om met de achterkant van zijn trailer bij de plaatselijke Trekpleister uit te komen om een nieuwe voorraad bende af te leveren. De chauffeur moet een paar keer steken om onhandig geparkeerde auto’s te ontwijken. Hij blokkeert een tijdje de straat naast de parkeerplaats. Hij steekt nog een keer achteruit en ik stop op de stoep. Op ruime afstand wacht ik geduldig af. Ik vermoed dat de chauffeur op jonge leeftijd al te kampen zal krijgen met versleten nekwervels. Ik zie zijn hoofd van links naar rechts schieten. Ik zie hem zichzelf uitrekken om goed zicht te hebben.

Ik blijf op de stoep staan en maak oogcontact met de chauffeur. Rustig aan, vriend. Ik sta hier en ik blijf hier staan tot jij klaar bent. Ik heb jarenlang in een vrachtwagen garage gewerkt. Dus ik weet hoe groot trucks zijn. En ja, ik weet het. Ze zijn rete-irritant op de weg. Die truckers. Ze douwen door als ze invoegen. Ze halen elkaar minutenlang in met twee kilometer verschil op de teller waardoor je er niet langs kunt. Maar realiseer je ook dat een vrachtwagen zomaar een paar ton kan wegen. Die zet je niet zomaar even stil. Realiseer je dat een vrachtwagen, zélfs een Volvo, niet zo wendbaar is als jouw personenwagen.

En terwijl ik daar sta te wachten, zie ik van alles vlak langs de vrachtwagen schieten. Die vrouw met die rollator had beter aan de overkant kunnen gaan lopen. Die twee tieners op de fiets, die vlak achter de oplegger langs fietsen weten misschien niet beter. Maar die moeder, die met twee koters op haar fiets, rakelings langs de rechterkant van de truck fietst, zou gewoon een enorme schop onder haar kont moeten krijgen. Zijn mensen nou zo dom of heeft echt nog nooit iemand van de dode hoek gehoord?

Dus hier is-ie nog een keer, mensen! De dode hoek! De chauffeur kan vanuit zijn cabine de personen binnen de gele lijnen NIET zien.

Bron foto: Yves Haud’Huyze, LinkedIn

Cadeautje.

Voor mijn verjaardag kreeg ik een cadeaubon. Je kunt het een onpersoonlijk cadeau vinden, zo’n bon. Maar als-ie in een met zorg uitgekozen kaart met lieve woordjes verpakt zit, hoor je mij niet klagen. En ik kreeg er een opdracht bij. ‘Koop iets voor jezelf. Niet iets voor je huis, niet iets voor je kind. Koop iets wat je normaal gesproken nooit voor jezelf zou kopen.’

Dekbedovertrekken vielen dus af. Een schilderij voor boven de bank ook. Kleding koop ik als ik het nodig heb (lees: nooit) en planten horen bij mijn huis dus dat mocht ook niet. Er is één ding wat ik never nooit voor mezelf koop. Parfum.

Ik grap niet voor niets altijd dat ik liever bij de Praxis shop dan bij Ici Paris of Douglas. Ik heb een hekel aan de geur van dat soort winkels met van die vol-geplamuurde meisjes achter de toonbank die je aankijken alsof je van een andere planeet komt als je niet weet welk geurtje je lekker vindt. En ik vind parfum veel te duur. Dat koop ik dus echt nóóit voor mezelf.

Natuurlijk weet ik best hoe het werkt in zo’n parfumerie. Ik ben regelmatig met liefste ex mee geweest om parfum voor hem te scoren. Dan snufte ik beleefd aan de strookjes met parfum, gaf mijn mening en als dank daarvoor pikte ik de gratis monstertjes mee die bij het afrekenen (door meneer zelf, trouwens, ik ben niet gek) in het tasje gegooid werden. Die parfum gebruikte ik dan. En als het op was, stapte ik gewoon weer over mijn favoriete luchtje van de drogist. Charlie, Maroussia, of die van Esprit. Lekker goedkoop.

Maar nu had ik een missie. Parfum scoren! Voor mezelf! Dus wandelde ik de drogisterij-parfumerie hier in het dorp binnen. De verkoopster achter de balie was heel gewoon. Van mijn leeftijd. Haar haren in een simpele paardenstaart en ze was net bezig de toonbank schoon te maken met een emmer sop. Ik vertelde over de cadeaubon, de opdracht en dat ik werkelijk geen idee had wat ik moest kiezen. ‘Niet te zwaar, iets fris’ was het enige wat ik kon bedenken.

De verkoopster was goed want ze verblikte of verbloosde niet toen ik een duur parfum afdeed als toiletverfrisser. Ze was zelfs zó goed dat we maar vier strookjes papier nodig hadden om iets te vinden wat ik lekker vond ruiken. En als ik heel eerlijk ben, vond ik dat gewapper met die strookjes best leuk. Lekker decadent! Wie weet ga ik nog wel eens terug…

Nog tips, dames?

92

Op haar oude dag krijgt mijn moeder eindelijk door dat ze moet stoppen met sparen. Dat het geen zin heeft om een goedgevulde spaarrekening te hebben als je in een rolstoel zit en vrijwel niets meer kunt. ‘Wat wil je doen met al dat geld, mam?’ vragen we regelmatig als ze weer eens naar het saldo op haar spaarrekening kijkt. ‘Een nieuwe auto kopen?’ Nadat we haar keer op keer verzekerd hebben dat wij haar geld niet nodig hebben en dat zij het niet mee kan nemen als ze gaat, is eindelijk een van haar kwartjes gevallen. Ze wist wel iets waar ze haar geld aan uit wilde geven. Een groot feest geven voor haar 92ste verjaardag.

Mijn broer en ik gingen aan de slag. We bekeken locaties, stelden een gastenlijst op, boekten een zaaltje en nodigden zo ongeveer de hele familie uit. Ik vertelde mijn moeder dat het zaaltje dat we geregeld hadden in Country en Western-stijl is. En Country en Western kent ze goed want mijn vader was een groot fan van County en Western-muziek. Ze was meteen laaiend enthousiast. ‘Maar dan wil ik wel een cowboyhoed.’ zei mijn moeder bloedserieus. ‘Echt?’ checkte ik nog. Maar ze wist het zeker. Ze wilde een cowboyhoed voor op het feest. Dus kocht ik een cowboyhoed voor haar.

De week voor haar verjaardag maakte mijn moeder het nog even spannend door ziek te worden. Niet lekker, benauwd en een beetje warrig. Mijn broer en ik hadden inmiddels the point of no return bereikt. Het zaaltje was geboekt, de uitnodigingen de deur uit. Het feest zou hoe dan ook doorgaan, met of zonder de jarige. Ik probeerde het moreel bij mijn moeder hoog te houden door iedere avond, als ik belde,  te vertellen wie er allemaal zouden komen. En ik vertelde keer op keer over de cowboyhoed die ik voor haar gekocht had.

Het feit dat ze zich niet lekker voelde en een beetje in de war was, maakte dat ze soms niet zo goed wist waarom al die familieleden zouden komen. ‘Dan komen jullie mij uitgeleide doen toch?’ vroeg ze. Ik antwoordde dat we met z’n allen haar verjaardag gingen vieren. En dat ik een cowboyhoed voor haar had. ‘We gaan je pas uitgeleide doen als je dood bent’ verzekerde ik haar ‘En zo ver is het nog niet. Eerst je verjaardag vieren.’ En met de zwarte humor waar mijn familie om bekend staat, grapte ik ‘En als je dood gaat, leggen we je cowboyhoed op de kist.’ Ondanks haar benauwdheid moest ze vreselijk lachen. ‘Ja! Ja! Dat moet je doen!’

Met wat extra medicatie was mijn moedertje gelukkig net op tijd weer fit genoeg. Afgelopen zondag vierden we haar 92ste verjaardag. Iedereen was er. Haar schoonzussen, een heleboel neven en nichten, oude buren en haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Ik reed haar rolstoel van de ene tafel naar de andere zodat ze met iedereen een praatje kon maken. Er waren hapjes en drankjes. Neven en nichten zagen elkaar sinds lange tijd weer eens terug. De kleinkinderen kletsen bij en de achterkleinkinderen renden er samen spelend tussendoor. En mijn moeder stráálde. De hele middag lang. Mét haar cowboyhoed.

Rembrandtdagen Leiden.

Op de warmste dag van het jaar had ik met Rietepietz afgesproken om naar de Rembrandtdagen in Leiden te gaan. Ik vertrok afgelopen zaterdag om half elf en het was al bloedheet toen ik de trap van mijn appartement afliep. Mijn cameratas hing loodzwaar op mijn al bezwete rug. Terwijl in mijn hoofd de wijze les van mijn fotografie-juf op afstand klonk (‘Neem áltijd je camera mee’) besloot ik toch terug te lopen. Ik dumpte mijn camera en pakte een licht rugzakje. En mijn mobiel als camera. Vooral omdat ik op station Haarlem maar twee minuten overstap-tijd zou hebben. Ik vreesde dat ik een sprintje zou moet trekken.

Dat sprintje bleek niet nodig. Want sprinten deed de sprinter van Heemskerk naar Haarlem niet. Dat bleek meer een boemeltje te zijn. Dus miste ik mijn aansluiting terwijl Rietepietz, dank zij een trein eerder, al lang en breed in Leiden stond. Ik herkende haar uit duizenden toen ik uiteindelijk aankwam in de stationshal. Want zo werkt dat in weblogland. Je kent elkaar al een beetje en je herkent elkaar gewoon. Gezellig keuvelend liepen we Leiden in op zoek naar de Pieterskerk waar de Rembrandtdagen plaats vonden. Dat lukte vrij vlotjes waarna we de 17e eeuw betraden.

We maakten een heuse middeleeuwse rechtszaak mee. En toen we plots een hoop gehuil hoorden, bleek er een dode te zijn gevallen, die op een kar naar zijn laatste rustplaats werd gebracht door zijn treurende weduwe. Ondertussen kwamen de schilderijen van Rembrandt tot leven. De dames stapten uit hun lijst om hun verhaal te vertellen. En Rietepietz en ik stapten even in een lijst om onszelf te laten vereeuwigen.

Maar toen hadden we dorst. Helaas konden we geen terrasje in de schaduw vinden. Dus liepen we nog een rondje. We liepen naar de universiteit waar we Nicolaes Tulp in het echt aan het werk zagen. Er we ontdekten het lijk waar zo even nog hartstochtelijk om gehuild werd. Het stond zomaar alleen ergens op straat geparkeerd. ‘Gelukkig ligt-ie in de schaduw’ merkte Rietepietz praktisch op ‘Het duurt wel even voor hij gaat ontbinden.’

We vonden een eerste rangsplekje op een terras in de schaduw waar we genoten van een koel drankje en een lekkere late lunch. Achter ons liep de complete cast van De Nachtwacht voorbij. We kletsen bij over de dingen die niet te vinden zijn op onze weblogs en we vertrokken pas toen er een beul langs kwam en ons weg joeg.

Tijdens de wandeling naar het station passeerden we nog twee wasvrouwen die mij uit de kleren probeerden te praten. ‘Gij riekt!’ riepen ze me toe en ze wilden met alle plezier mijn inmiddels verlepte bloemetjesjurk wassen. Maar ik had niet zoveel zin om in mijn blote kont op een Leidse gracht te staan dus Rietepietz en ik liepen snel door.

Op het station namen we afscheid van elkaar. Zwetend als een otter boemelde ik met de sprinter terug naar Haarlem. Rietepietz appte dat ze thuis was en meteen een verfrissende douche genomen had. Dat leek me een goed plan want ik zag er inmiddels uit alsof ik in een sloot gedonderd was. Dus eenmaal thuis was dat wat ik deed: douchen en bijkomen.

Want wat was het warm. Hulde aan al die figuranten daar in Leiden! Wat hebben ze er een mooi evenement van gemaakt! Met al die prachtige kostuums, pruiken en hoeden. Wat moeten ze het warm gehad hebben! Maar ze vielen geen moment uit hun rol. Petje af!

En dank je wel, Rietepietz! Voor de leuke middag. Na meer dan 15 jaar ben ik het weblog-wereldje nog steeds niet beu. Ik twijfelde dan ook geen moment toen we een oud-collega tegen het lijf liepen. Ik stelde Rietepietz gewoon voor als ‘een vriendin’. Want dat zijn we hier. Vrienden. Op ons eigen stukje world wide web. Mooi toch?