Hulp gevraagd.

In 2002 ging ik voor het eerst alleen met mijn dochter op vakantie naar Calella in Spanje. Ze was negen en ik vond het best spannend, zo in mijn eentje met haar in een vreemd land. Maar we hadden een wereldtijd. We aten een hele week ongezond maar goedkoop. We shopten ons te pletter omdat kleding daar heel goedkoop was. We wandelden in de buurt en we gingen naar een waterpretpark. En we gingen vaak naar het strand waar mijn kind in het zand speelde als een volleerd zeemeerminnetje. In een opwelling nam ik wat zand mee van het Spaanse zand.

Thuis deed ik het zand in een flesje en het stond jarenlang in de kast. En toen we in 2015 samen in Barcelona waren, gingen we ook naar het strand. Ook zo’n soort kiezelstrand als in Calella maar toch weer anders. Er zaten mooie groene steentjes in het zand. Kletsend met mijn inmiddels volwassen dochter, verzamelde ik een stel van die groene steentjes en nam ze mee naar huis. Thuis deed ik de groene steentjes in een flesje en zette dat naast het flesje met zand uit Calella.

In 2017 verhuisde ik naar Heemskerk, vlak bij het strand. Uiteraard nam ik zand mee naar huis van ‘mijn’ strand. Ik deed het in een glazen potje en zette daar een kaarsje in. Hartstikke leuk! En toen bedacht ik me ineens dat ik ook wat Heemskerks zand in een flesje kon doen. En zo stonden er drie flesjes in mijn kast. Calella – Barcelona – Heemskerk. Ik vond het zó leuk dat ik besloot zand te gaan sparen! Vooral om de verschillen te zien tussen zand uit verschillende plaatsen.

Ik nam me voor om terug te gaan naar alle plaatsen aan zee waar ik ooit geweest ben om zand op te halen. Even denken… Texel. Vlissingen. Dishoek. Rockanje. En dichter bij huis Zandvoort, Castricum en Wijk aan Zee. Dat was wel een beetje een domper. Want dat zijn zo’n beetje alle plaatsen wel waar ik ooit op het strand was. Ik realiseerde me dat ik niet ver ga komen met mijn verzameling, omdat ik simpelweg niet zo dol ben op op vakantie gaan.

Dus stelde ik de eisen drastisch bij. Het hoeft niet persé zand te zijn van plaatsen waar ik zelf geweest ben. Want anders wordt het helemaal niks met mijn nieuwbakken verzameling. Dus nu zeur ik iedereen die op vakantie gaat aan zijn of haar hoofd. ‘Oeh! Ga je op vakantie? Ga je naar het strand daar? Breng je dan een beetje zand voor me mee?’ Ik ben bang dat het de enige manier is om als huismus mijn verzameling uit te breiden.

Dus ehhhh… Gaan jullie nog op vakantie? En gaan jullie naar het strand? Brengen jullie dan een beetje zand mee?*

* Zo ja, stuur me een berichtje dan stuur ik je mijn adres en een postzegel

Blunder.

Mijn nieuwe baan als front-office medewerkster houdt in dat ik alle telefoontjes, mailtjes en de meldingen die via onze website binnenkomen moet doorzetten naar een van mijn 700 collega’s. Dat is niet simpel omdat de meest uiteenlopende vragen binnen komen. Mijn werk laat zich het beste omschrijven als ‘puzzelen’.

Het systeem waarmee we werken is behoorlijk traag, dus zoeken bij welke afdeling een vraag hoort en wie de aangewezen persoon is om de vraag te beantwoorden, kost tijd. Vooral bij telefonische vragen ben ik me er altijd van bewust dat er iemand ongeduldig ‘in de wacht’ hangt.

Mijn favoriete bellers zijn dan ook diegene die zelf weten wie ze willen spreken en waarom. Dan is het een kwestie van de naam van de collega invullen in ons belsysteem, bellen, even overleggen en doorverbinden.

Dus ben ik blij als meneer X belt, en vraagt naar collega Y, omdat hij wat vragen heeft over hun laatste overleg. Ik bel mijn collega Y, en als hij opneemt, meld ik braaf dat hij met Nicky van de front-office spreekt en dat meneer X hem wil spreken over hun laatste overleg. Tot mijn grote irritatie meldt mijn collega Y dat hij vakantie heeft.

Leuk die collega’s die hun werktelefoon opnemen tijdens hun vakantie maar je hebt er niets aan want ze gaan de beller echt niet te woord staan. ‘Waarom neem je dan je telefoon op?’ roep ik dan ook verontwaardigd. Mijn collega mompelt iets over bereikbaar moeten zijn en vraagt me de beller door te zetten naar het secretariaat. Ik zeg dat ik dat ga doen, wens collega Y joviaal nog een fijne vakantie en pak het telefoontje terug zodat ik meneer X door kan verbinden naar het secretariaat.

Welk secretariaat? We hebben ongeveer 27 afdelingen en tig secretariaten. Ik zoek de naam van collega Y op in ons ‘Wie is wie’-systeem op intranet om te kijken bij welke afdeling en bij welk secretariaat hij hoort.

Ik ben behoorlijk stressbestendig. Ik raak niet snel uit mijn evenwicht. Maar nu krijg ik het toch even warm en voel ik mijn wangen rood kleuren. En ik snap ineens waarom de naam van collega Y me al zo bekend voor kwam. Zo’n naam die je nét iets meer zegt dan de naam van de 699 andere collega’s.

Collega Y, die ik zojuist belde op zijn vakantieadres en tegen wie ik riep ‘Waarom neem je je telefoon dan op?’ blijkt een van de directeuren van het bedrijf te zijn.

Als er iemand nog een leuke vacature weet…

Achter de feiten aan.

Een van de dingen die ik leuk vind aan wandelen door een woonwijk is het stiekem ergens binnen kijken. Ik ben een nieuwsgierig Aagje. Ik wil zien waar mensen hun bankstel hebben staan en ik ben benieuwd naar hoe ze leven. Maar je komt nooit achter al die voordeuren waar je langs wandelt.

Bloggen is eigenlijk net zo iets. Je leest waar mensen hun bankstel hebben staan en hoe ze leven. Een kijkje áchter de voordeur! Ik vind het nog steeds geweldig.

Zelf blog ik vrolijk mee. In het begin nog heel onnozel. Ik gaf de link van mijn blog door aan vrienden en bekenden en had er nooit over nagedacht dat er op deze manier ook vreemden achter míjn voordeur konden kijken.

Ik weet nog dat ik bijna van mijn stoel viel, toen de eerste reactie van een ‘vreemde’ binnen kwam. En het zou me niets verbazen als die van Leidse Glibber was. Daarna kwamen er gestaag meer ‘vreemden’ langs om te lezen. En uiteraard was ik reuze nieuwsgierig wat al die mensen deden dus begon ik blogs te lezen.

Inmiddels zijn we 19(!) jaar verder. De ‘vreemde’ bezoekers zijn allang geen vreemden meer. Af en toe mag ik achter jullie voordeur kijken. Ik weet waar jullie bankstellen staan, ik weet een beetje hoe jullie leven en sommigen van jullie heb ik in het echt ontmoet. En ook degenen die ik nooit ontmoet heb, voelen inmiddels als oude bekenden.

Er is één verschil met 19 jaar geleden. Toen was ik alleenstaande moeder van een kind van twaalf. Als zij op bed lag, kon ik nergens heen en kroop ik in de kast onder de trap om blogjes te lezen. Ook later, toen zij groot was en ik mantelzorgend aan huis gebonden was, kon ik jullie makkelijk bijhouden.

Maar nu ik nog maar in mijn eentje ben, loopt mijn agenda steevast vol en loop ik hopeloos achter met blogjes lezen. ‘Dit weekend ga ik bij lezen’ denk ik als ik door de week geen tijd heb. Maar als het eenmaal weekend is, blijkt dat weekend alweer helemaal vol gepland.

Ik zou jullie allemaal op ‘gelezen’ kunnen zetten maar dat is natuurlijk geen optie. Dat zou een avondwandeling door een woonwijk zijn waar alle gordijnen dicht zijn. Zo ongezellig! Dus loop ik achter de feiten aan en lees ik voornamelijk oud nieuws.

Maar dat geeft niet. Ik vind oud nieuws ook leuk. Dus schrijf rustig door, jullie. En heb geduld. Ik kom vanzelf een keer voorbij wandelen.

Deze blog werd mogelijk gemaakt door de NS en geschreven in de sprinter van 08.02 uur van Uitgeest naar Zaandam.

Op de praatstoel.

Naar de kapper is voor mij geen relax-momentje. Ik heb helemaal niks met dat gefrut aan mijn hoofd. Ik ben dan ook een kei in ‘nee’ zeggen bij de kapper. Nee, ik wil geen koffie. Nee, de massagestoel hoeft niet aan tijdens het wassen. Nee, ik wil geen versteviging. Nee, ik wil niet geföhnd worden. En eigenlijk voel ik ook helemaal niks voor het haast verplichte praatje met de kapster.

Als ik aan het eind van de koopavond plaats neem op de kappersstoel, ben ik er van overtuigd dat de kapster al de hele dag verhalen van klanten aan heeft moeten horen, dus ik doe er lekker het zwijgen toe. Fijn voor het arme kind; ze zal wel moe zijn.

Tot mijn grote verbazing begint zíj te kletsen. Het begint met een praatje over sporten. Ze vertelt dat ze weer is begonnen met sporten. Sinds een week of tien. En ze woont ook weer bij haar ouders. ‘Oh oh’ denk ik nog. Maar ik zit met een cape om in de kapperstoel, met rare klemmen in mijn haar en ik kan geen kant op.

Dus ik doe eens ‘Humhum’ en ‘Nou, nou’ als ze vertelt over haar relatiebreuk, de verslaving van haar ex en wat dat met haar deed. Maar als ze vertelt dat ze psychologische hulp gezocht heeft, prijs ik haar. Ze zegt dat ze zich er eerst voor schaamde. Maar ik zeg dat het niets is om je voor te schamen en dat het juist goed is dat ze hulp gezocht heeft.

Dan vertelt ze dat haar psycholoog de laatste afspraak afgezegd heeft en dat het nu heel lang duurt voor ze weer terecht kan. Als een soort verbale diarree blijft ze maar praten over de dingen die ze moeilijk vond en hoe ze nu probeert haar leven weer op te bouwen. Met iets meer levenswijsheid en relatie-ervaring dat zij, kan ik het niet laten en blijf ik wijze antwoorden geven.

Dat ze de issues waar ze in haar relatie tegenaan liep, beter nu op kan lossen omdat ze er anders later wéér tegen aanloopt. Dat ze niet moet blijven proberen om de problemen van haar ex op te lossen omdat het zijn problemen zijn. En dat ze de lat met sporten niet zo hoog moet leggen. Dat ze moet sporten om te ontspannen en niet om zichzelf te bewijzen. En dat ze vooral door moet gaan met haar gesprekken met de psycholoog.

Dan is ze klaar met knippen. Ze laat mijn achterhoofd zien in de spiegel en ik roep ‘Ja, hoor! Helemaal prima!’ zonder te kijken. Als eindelijk die cape af is, spoed ik me naar de kassa en reken af. Buiten haal ik opgelucht adem. En dan pas bedenk ik me dat zij míj beter had kunnen betalen. Want het was best een goede sessie, al zeg ik het zelf.

Bijschrift bij de foto: tijdens mijn eerste kantoorbaan bij CZ in 1989 toen ik nog een hele bos haar had, telefoon-hoorns nog aan een snoertje zaten en de asbakken nog gewoon op de bureau’s stonden.