Uncle Bob at pizza.

Het komt er gewoon niet van. Ik kan mezelf er niet toe zetten om er op uit te gaan om te fotograferen. Ik heb het te druk met werk en bezoekjes van en aan vrienden. Niks mis mee natuurlijk maar er blijft weinig tijd en ruimte over om er alleen op uit te trekken. En ondertussen ligt mijn camera te verstoffen in een hoek. Dus besloot ik afgelopen zondag op pad te gaan om foto’s te maken. Het was prachtig weer, dus hup! Camera mee en naar het strand.

Ik hoopte op Schotse Hooglanders in de duinen, maar die waren in geen velden of wegen te bekennen. Op het strand was het druk dus op een zeehond hoefde ik al helemaal niet te rekenen. Omdat de meeste mensen altijd in de buurt van de strandtent blijven zitten, besloot ik eerst eens een flink stuk door te lopen en een rustig stuk strand op te zoeken. Ik liep een paar kilometer, passeerde het naaktstrand – en liet mijn camera daar heel wijs in mijn tas – en ging ver verwijderd van de mensenmassa op mijn gemak op het zand zitten.

Goed. Fotograferen. Maar wat? Ik keek eens om me heen. Zeemeeuwen? Nah.. Daar heb ik al 3000 foto’s van. Schelpjes dan? Idem dito. De windmolens in de verte? Geen zin in. Dus zat ik daar gewoon, zonder ook maar iets te fotograferen. Ik zat daar gewoon. Met mijn billen in het warme zand, te mijmeren, te kijken naar de golven en te luisteren naar de zee.

Uiteindelijk kwam ik toch in beweging en pakte mijn cameratas. Ik legde ‘m onder mijn hoofd en ging even lekker liggen. Met de zon op mijn snoet en het geluid van de zee op de achtergrond lag ik even helemaal zen te wezen. Het enige wat in mijn hoofd omging was de brandende vraag ‘Wat ga ik eten vanavond?’.

Toen ik het antwoord op die vraag bedacht had, stond ik op, klopte ik het zand van me af en wandelde ik terug naar mijn fiets. Ik had nog niet één foto gemaakt. Gelukkig zag ik vlak voor ik het strand af ging een mooie vlieger. Ik maakte een foto van de vlieger, pakte mijn camera weer in en fietste ik naar huis. Onderweg stopte ik bij de pizzeria om een pizza te halen. Want die had ik dubbel en dwars verdiend, vond ik zelf.

Eenmaal thuis legde ik mijn pizza netjes op een bord. En ik bedacht me dat dit de eerste keer in mijn leven was dat ik voor mezelf een pizza had gehaald. Want natuurlijk eet ik wel eens pizza. Ik koop wel eens diepvriespizza’s in de supermarkt. Of ik bestel pizza’s als ik samen met vrienden eet. Maar ik was nog nooit een echte pizzeria binnen gelopen om een pizza voor mezelf te kopen. Tot vandaag dus. Een heuse mijlpaal! Mooie reden om mijn camera nog even te pakken.

En zo maakte Uncle Bob dus maar twéé foto’s.
Maar ach, het begin is er.

 

Afgekickt.

Het schijnt vaker voor te komen. Althans… ik ken in het weblogwereldje meerdere dames die het hebben. Meestal lopen ze er niet mee te koop. Maar uiteindelijk gaat het toch opvallen. Je herkent de gretige blik in hun ogen als ze van plan zijn het te gaan doen. En je herkent de hysterische toon in de logjes die ze plaatsen als ze het ook daadwerkelijk gedaan hebben. Als ze wéér een nieuwe tas gekocht hebben en daar talloze foto’s van op hun weblog plaatsen. Ik herken al de tassen-koop-verslaafden meteen. Tenslotte was ik jarenlang één van hen.

Ik had ze in alle kleuren en maten; tassen. Rugzakjes, zwarte tassen, blauwe tassen en bruine tassen. Groot, klein en met veel ritsjes en vakjes of juist heel simpel. Meestal waren mijn tassen van inferieure kwaliteit en binnen no time kapot. Mijn verslaving viel op zo’n moment niet meer te verbloemen. Want zodra mijn tas een mankement vertoonde, begon ik te juichen. “Joepie!! Mijn tas is stuk!”. Je kon mij in die dagen niet blijer maken dan met een kapotte tas. Want dan mocht ik een nieuwe kopen!

Toch gebeurde het onvermijdelijke. In 2010 kreeg ik van de liefste ex een tas cadeau. Een echte, zo’n sjieke. Die bleek onverwoestbaar te zijn. Net zo als de bijbehorende portemonnee. Dus daarmee verviel de noodzaak om om de haverklap een nieuwe tas te scoren. En in de loop der jaren veranderden er nog meer dingen. Ik stopte met roken waardoor ik geen sigaretten meer mee hoefde te nemen. Mijn roze papieren rijbewijs werd een pasje, dat ik opborg in mijn telefoonhoesje. Contant geld raakte zo uit, dat ik het vrijwel nooit meer gebruik en pin met mijn bankpas die, net als mijn rijbewijs, in het hoesje van mijn telefoon zit. En die telefoon? Die is zo klein; daar heb ik geen tas voor nodig. Die stop ik gewoon in mijn broekzak.

Ik kan dus wel stellen dat ik tegenwoordig compleet tas-loos door het leven ga. Maar een paar weken terug had ik toch even een kleine terugval. Op de Italiaanse beurs kon ik de stand met Italiaanse tassen niet weerstaan. Het was sterker dan mezelf en nog geen vijf minuten nadat we op het terrein waren, stond ik al hebberig naar al die tassen te kijken. En ik zwichtte. Ik kocht een nieuwe tas. Zo eentje die je ook als rugzak kunt gebruiken. Zo eentje die ik ábsoluut niet nodig heb.

Want sinds ik de tas gekocht heb, heb ik ‘m maar een keer gebruikt. Verder hangt-ie gewoon aan de kapstok. Mooi te wezen. En ik moet zeggen; dat staat eigenlijk best wel hip! Is het toch niet helemaal een miskoop. En mocht ik eens in een gekke bui zijn dan kan ik ‘m nog gebruiken als tas ook.

De dode hoek, mensen!

Kijk nou wat ik vind tussen mijn concept-blogjes! Een vrachtwagen-blogje, geschreven in maart 2023. Ik had nooit kunnen bedenken dat ik nu wéér tussen de vrachtwagens werk. De foto hier onder is wel van vandaag. Ik hoefde niet ver te zoeken 😉

Op een gewone doordeweekse dag, wandel ik tussen de middag naar de bakker voor een halfje bruin. Vlak voor ik de parkeerplaats bij de winkels op wil lopen, zie ik een enorme vrachtwagen een haast onmogelijke draai maken. Achteruit, de smalle ingang van het parkeerterrein op, om met de achterkant van zijn trailer bij de plaatselijke Trekpleister uit te komen om een nieuwe voorraad bende af te leveren. De chauffeur moet een paar keer steken om onhandig geparkeerde auto’s te ontwijken. Hij blokkeert een tijdje de straat naast de parkeerplaats. Hij steekt nog een keer achteruit en ik stop op de stoep. Op ruime afstand wacht ik geduldig af. Ik vermoed dat de chauffeur op jonge leeftijd al te kampen zal krijgen met versleten nekwervels. Ik zie zijn hoofd van links naar rechts schieten. Ik zie hem zichzelf uitrekken om goed zicht te hebben.

Ik blijf op de stoep staan en maak oogcontact met de chauffeur. Rustig aan, vriend. Ik sta hier en ik blijf hier staan tot jij klaar bent. Ik heb jarenlang in een vrachtwagen garage gewerkt. Dus ik weet hoe groot trucks zijn. En ja, ik weet het. Ze zijn rete-irritant op de weg. Die truckers. Ze douwen door als ze invoegen. Ze halen elkaar minutenlang in met twee kilometer verschil op de teller waardoor je er niet langs kunt. Maar realiseer je ook dat een vrachtwagen zomaar een paar ton kan wegen. Die zet je niet zomaar even stil. Realiseer je dat een vrachtwagen, zélfs een Volvo, niet zo wendbaar is als jouw personenwagen.

En terwijl ik daar sta te wachten, zie ik van alles vlak langs de vrachtwagen schieten. Die vrouw met die rollator had beter aan de overkant kunnen gaan lopen. Die twee tieners op de fiets, die vlak achter de oplegger langs fietsen weten misschien niet beter. Maar die moeder, die met twee koters op haar fiets, rakelings langs de rechterkant van de truck fietst, zou gewoon een enorme schop onder haar kont moeten krijgen. Zijn mensen nou zo dom of heeft echt nog nooit iemand van de dode hoek gehoord?

Dus hier is-ie nog een keer, mensen! De dode hoek! De chauffeur kan vanuit zijn cabine de personen binnen de gele lijnen NIET zien.

Bron foto: Yves Haud’Huyze, LinkedIn

Cadeautje.

Voor mijn verjaardag kreeg ik een cadeaubon. Je kunt het een onpersoonlijk cadeau vinden, zo’n bon. Maar als-ie in een met zorg uitgekozen kaart met lieve woordjes verpakt zit, hoor je mij niet klagen. En ik kreeg er een opdracht bij. ‘Koop iets voor jezelf. Niet iets voor je huis, niet iets voor je kind. Koop iets wat je normaal gesproken nooit voor jezelf zou kopen.’

Dekbedovertrekken vielen dus af. Een schilderij voor boven de bank ook. Kleding koop ik als ik het nodig heb (lees: nooit) en planten horen bij mijn huis dus dat mocht ook niet. Er is één ding wat ik never nooit voor mezelf koop. Parfum.

Ik grap niet voor niets altijd dat ik liever bij de Praxis shop dan bij Ici Paris of Douglas. Ik heb een hekel aan de geur van dat soort winkels met van die vol-geplamuurde meisjes achter de toonbank die je aankijken alsof je van een andere planeet komt als je niet weet welk geurtje je lekker vindt. En ik vind parfum veel te duur. Dat koop ik dus echt nóóit voor mezelf.

Natuurlijk weet ik best hoe het werkt in zo’n parfumerie. Ik ben regelmatig met liefste ex mee geweest om parfum voor hem te scoren. Dan snufte ik beleefd aan de strookjes met parfum, gaf mijn mening en als dank daarvoor pikte ik de gratis monstertjes mee die bij het afrekenen (door meneer zelf, trouwens, ik ben niet gek) in het tasje gegooid werden. Die parfum gebruikte ik dan. En als het op was, stapte ik gewoon weer over mijn favoriete luchtje van de drogist. Charlie, Maroussia, of die van Esprit. Lekker goedkoop.

Maar nu had ik een missie. Parfum scoren! Voor mezelf! Dus wandelde ik de drogisterij-parfumerie hier in het dorp binnen. De verkoopster achter de balie was heel gewoon. Van mijn leeftijd. Haar haren in een simpele paardenstaart en ze was net bezig de toonbank schoon te maken met een emmer sop. Ik vertelde over de cadeaubon, de opdracht en dat ik werkelijk geen idee had wat ik moest kiezen. ‘Niet te zwaar, iets fris’ was het enige wat ik kon bedenken.

De verkoopster was goed want ze verblikte of verbloosde niet toen ik een duur parfum afdeed als toiletverfrisser. Ze was zelfs zó goed dat we maar vier strookjes papier nodig hadden om iets te vinden wat ik lekker vond ruiken. En als ik heel eerlijk ben, vond ik dat gewapper met die strookjes best leuk. Lekker decadent! Wie weet ga ik nog wel eens terug…

Nog tips, dames?