Nog niet.

Laatst was ik op bezoek bij mijn beste vriendin en haar man. Zij hebben een heel lief katje, Tina. Ze kregen Tina als kitten midden in de Corona-periode, tijdens de lockdown. Daardoor heeft Tina in het begin weinig mensen gezien en is ze een beetje schuw.

Steeds als ik daar ben, praat ik even tegen Tina, die zich dan ergens verstopt heeft. En ze laat zich steeds een beetje meer zien. Ze bekijkt me op veilige afstand vanuit de gang. En ze durft zelfs al een beetje de kamer in te komen als ik er ben.

Tijdens mijn laatste bezoekje heb ik zelfs met Tina gespeeld! Aaien lukt nog niet, dat is nog te eng. Maar ik mocht wel met een kattenspeeltje zwaaien. En Tina probeerde ijverig het speeltje te pakken. Een grote stap in de goede richting!

Eenmaal thuis, dacht ik aan Tina. Dat het toch wel heel leuk en heel gezellig is, een kat. Dat ik ook zo genoten heb mijn onze Spike en het af en toe best wel mis, zo’n beestje in huis. Ik heb nog wat spulletjes van Spike bewaard. En bovendien; wat kost een kattenbak nou helemaal?

Maar de dag daarna fietste ik weer eens langs de praktijk van de dierenarts waar we met Spike altijd heen gingen. Voor zijn inentingen, voor zijn dieetvoer en voor alle onderzoeken als wij weer eens dachten dat Spike iets mankeerde.

De dikke vette Audi van de dierenarts stond glimmend naast de praktijk. En ik dacht wat ik altijd denk als ik die bak zie staan. ‘Die velgen heb ik betaald, vriend. En die bumper is ook van mij’. Kapitalen hebben we gepind daarbinnen.

Maar dat hoort erbij. Als je een dier in huis neemt, moet je er zo goed mogelijk voor zorgen. Ook als dat bergen geld kost. Maar mijn zin in een gezellig kattenbeestje in huis werd al snel minder. Nee, ik doe het toch maar niet. Die Audi van de dierenarts kan nog wel even mee. Maar wie weet… ooit.

 

Ik ook van jou.

Vanwege een afspraak ben ik in Brabant. En als ik er tóch ben; no way dat ik uit Brabant vertrek zonder mijn oude moedertje gedag te zeggen! Dus rijd ik onderweg naar huis even langs het tehuis waar ze woont.

Ik heb haar schone was bij me en hoop dat de boel niet te veel gekreukeld is na een lange dag in mijn kofferbak. Wegens plaatsgebrek op haar kamer heeft ze een eigen kast in mijn huis waar haar winterkleding hangt. Ik wil niet dat ze het koud krijgt nu het herfst wordt. Dus heb ik ook wat truien en vesten ingepakt.

Al rijdend onderweg naar de zorginstelling waar ze woont, mijmer ik hoe de rollen omgedraaid zijn, nu ze zo oud is. Hoe wij nu voor mijn moeder zorgen, zoals zij ooit voor ons zorgde. We vallen haar niet meer lastig met onze sores. Die lossen we zelf wel op, zonder haar. Want we zijn nu echt volwassen. Ondertussen helpen we haar waar we kunnen en en proberen we ervoor te zorgen zodat ze zo comfortabel is als maar mogelijk is.

De deur van haar kamer staat altijd open. Want ze is dol op aanloop. Iedereen kan altijd bij haar binnen lopen. Als bij haar kamer kom, blijf ik in de deuropening staan. Ze heeft me niet aan horen komen. Stilletjes sta ik in de deuropening naar haar te kijken, zoals ze daar zit in haar rolstoel. Ze kan bijna niets meer. De weinige hobby’s die ze had, kan ze niet meer doen omdat haar handen niet meer willen. Ze zit vaak maar wat te suffen. Half te slapen, te wachten. Tot er weer een dag voorbij is.

Maar vandaag zit ze te glimlachen. En als ik wat beter kijk, zie ik dat ze een foto-album op schoot heeft. Een oud foto-album. Met daarin de babyfoto’s van mij en mijn broers en zussen. Ze zei nooit dat ze van ons houdt. Haar generatie praatte niet over gevoelens. Dat ze van ons houdt, liet ze blijken door warme maaltijden, schoon gewassen kleren en een keurig huis.

Maar ze houdt van ons. Met haar hele hart. Ik zie het in haar glimlach terwijl ze met haar gerimpelde handen de vergeelde foto’s streelt terwijl ik naar haar sta te kijken.

‘Ik ook van jou, mam’ denk ik terwijl ik naar binnen loop en haar een knuffel geef. En ik tel mijn zegeningen dat ik het nog gewoon hardop tegen haar kan zeggen.