Slons.

Een huishouden om door een ringetje te halen. Het aanrecht altijd leeg. Het bed altijd opgemaakt. De keukenkastjes altijd schoon. De ramen altijd gezeemd.

Man, wat een perfecte huisvrouw was ik! Altijd al, toen ik alleen woonde met mijn dochter. En later, toen ik samenwoonde ook. Elke week een vast poetsrondje, dat ik uitvoerde, no matter what. Als ik even geen tijd had, kon het best voorkomen dat ik ’s avonds om tien uur de badkamer nog stond te poetsen. En nu woon ik alleen. Al ruim een jaar. En ineens merk ik dat ik een slons ben.

Schijnbaar poetste ik vooral voor mijn huisgenoten. Zelf maakt het me duidelijk wat minder uit, merk ik nu. Niet dat het hier nu vies is, hoor. Ik doe nog steeds een wekelijks poetsrondje. Maar als je alleen woont, wordt de boel gewoon minder vies. Dan bekijk ik de tegels in de badkamer en denk ‘Dat ziet er nog prima uit!’ en sla de poetsbeurt over. Ik maak de wasbak schoon en dweil de vloer en that’s it.

Het toilet krijgt een wekelijke poetsbeurt. Maar het kan zomaar voorkomen dat er een hele nacht vuile vaat in de gootsteen staat. Ik heb een vaatwasser, he? Ik moet anderhalve meter lopen om de vuile vaat er in te zetten. Maar ik denk steeds vaker ‘Dat doe ik morgen wel.’ Ik gooi mijn dekbed ’s morgens open om te luchten. En pas ’s avonds als ik naar bed ga, ontdek ik dat ik mijn bed niet opgemaakt heb. Boejuh!

Soms zitten de schone handdoeken twee dagen in de droger. Dan trek ik er gewoon een schone uit als ik er eentje nodig heb. En mijn ramen moeten hoognodig gezeemd worden, maar met al die regen zie ik er het nut niet van in. Terwijl ik vroeger tussen de buien door met een emmer naar buiten stormde, is ‘Volgende week misschien’ een term die steeds vaker door mijn hoofd spookt.

Mijn emmer kijkt me kwaad aan, vanaf zijn vaste plekje. Maar ik laat ‘m gewoon kijken en trek me er niks van aan. Want weet je wat ik ontdekt heb? Dat de wereld niet vergaat als er stof op de kast ligt. Het is écht waar wat ze zeggen! Wijsheid komt met de jaren. Het leven wordt steeds leuker.

Zinloos.

Ergens in een of andere lockdown begon ik Italiaans te leren via Duolingo. Gewoon zomaar. Voor de lol. En omdat ik Italiaans een mooie taal vind. Inmiddels zijn we járen verder en ik heb stug volgehouden. Iedere dag doe ik een lesje op mijn telefoon en dat maakt dat ik inmiddels een streak van 946 dagen heb! Apetrots ben ik daarop! 946 dagen achter elkaar heb ik al een lesje Italiaans gedaan! Het is niet zo dat ik nu Italiaans spreek, hoor. Maar soms pik ik wel iets op.

Als bij een kind dat leert lezen, vallen er soms kwartjes. De ijssalon hier op het winkelcentrum heet Fratelli. En ineens snap ik waarom. De uitbaters zijn broers. En Fratelli betekent broers! Maar verder kan ik eerlijk gezegd niet veel met mijn Italiaans. Ik kan zeggen dat ik het kasteel zie vanuit mijn huis. Maar ja, ik zie geen kasteel vanuit mijn huis dus die zin zal ik niet vaak gebruiken. Of ik kan je vertellen dat mijn nichten een kalkoen koken. Maar dat doen ze nooit, dus tja.. Daarnaast kom ik nooit in Italië en heb ik niet één Italiaan in mijn buurt. Dus oefenen is er ook niet bij.

Als de paus op tv is, spits ik mijn oren en probeer ik een beetje te verstaan wat hij zegt. Maar het lukt me voor geen meter. Of Italiaanse liedjes! Ook zo iets. Ik versta sommige woorden maar het écht helemaal verstaan doe ik niet. Ik kijk op Youtube wel eens liedjes in het Italiaans, met ondertiteling. Het enige liedje wat ik nog een beetje kan volgens is ‘Colors of the wind’. Verder is het hopeloos. Het enige Italiaans dat ik versta is het Italiaans van de Nederlanders in ‘Ik vertrek’. Die spreken meestal namelijk nog slechter Italiaans dan ik. 

Op zich wel logisch ook; die vijf minuutjes per dag zet natuurlijk geen zoden aan de dijk. En toch weiger ik het op te geven. Gewoon omdat ik weiger mijn aaneengesloten reeks van 946 lesjes te onderbreken. Hoewel ik van dat getal soms ook wel moedeloos word. 946 lesjes. Waarom ga ik hier in hemelsnaam mee door? Nou, omdat ik merk dat ik simpele Italiaanse stukjes tekst toch een beetje kan vertalen. En omdat het stiekem toch wel leuk is. En omdat nou niet eenmaal niet alles in het leven zin hoeft te hebben. 

Wat voor zinloze dingen doe jij?

 

De zakdoek van papa.

Mijn vader overleed in 1993. Hadden we toen al massaal dozen met tissues in huis? Ik denk het niet. Want ik herinner me de middagen aan het einde van dat jaar waarop ik samen met mijn moeder en mijn zussen koffie dronk in de keuken van ons ouderlijk huis. En ik herinner me hoe mijn moeder steevast een keukenrol in het midden op de keukentafel zette omdat we binnen tien minuten met z’n allen zaten te huilen omdat we hem zo misten.

 

Mijn vader gebruikte geen tissues. En ook geen keukenrol. Mijn vader gebruikte katoenen herenzakdoeken. Van die grote witte, met een subtiel gekleurd randje. Ik gruwde daarvan. Want hij deed álles met die zakdoeken. Als hij olie peilde, veegde hij de peilstok af aan zijn zakdoek. Hij veegde er vogelpoep mee van zijn autoruit. Hij viste er de soepjes mee uit de ogen van onze hond. Hij veegde er de werkbank in de schuur mee af. En hij snoot er zijn neus in. 

 

Mijn moeder waste mijn vaders zakdoeken in de kookwas en streek ze extra heet zodat er altijd een flinke stapel kraakheldere zakdoeken klaar lag. Desalniettemin slaakte ik regelmatig kreten van afschuw als mijn vader weer eens iets smerigs schoonmaakte met zijn zakdoek. ‘Gátver! Páp!’ Ooit verklapte hij mij zijn geheim: hij had twéé zakdoeken. In zijn rechter broekzak een exemplaar om te snuiten. En in zijn linker broekzak eentje ‘voor al het andere’. Het maakte het iets minder smerig maar nog steeds weerzinwekkend. 

 

En toch, toen mijn vader overleden was, nam ik een paar van zijn schone zakdoeken mee. Als aandenken. Kraakhelder, keurig gewassen en gestreken door mijn moeder. Maar de tissues deden hun intrede en de zakdoeken van mijn vader lagen meestal ongebruikt in de kast. Tenzij ik verdriet had. Want als ik echt héél, héél hard moest huilen, was er niets fijner om mijn tranen mee te drogen dan de zakdoeken van mijn vader. 

 

Vorige week maakte ik, bij het maken van een midnight-snack, een onhandige manoeuvre met de kaasschaaf en schaafde ik een flink gedeelte van een van mijn knokkels af. Ik deed een greep naar de doos met tissues, wikkelde er een paar om mijn vinger en ging, bloedend als een rund, op zoek naar de verbandtrommel. Die bleek ik aan ex mee gegeven te hebben. Tenslotte was hij de brokkenpiloot van ons tweeën. 

 

In de badkamerkast vond ik welgeteld één armzalig gaasje en twee pleisters. Daar ging ik het niet mee redden. Ik plakte het gaasje met de twee pleisters over mijn knokkel en haalde een van papa’s zakdoeken uit de kast. Van de zakdoek maakte ik een soort van verbandje dat ik vastmaakte over het gaasje en de pleisters. En hoewel ik een vaag vermoeden had van al het gruwelijks dat er vroeger met die zakdoek gebeurd is, had het toch iets troostend. Dertig jaar later bleek het nog steeds te helpen; een zakdoek van papa. 

 

PS1: Alles oké. Vinger geneest goed.

PS2: Inmiddels EHBO-setje aangeschaft.

PS3: Zakdoek ligt weer schoongewassen in de kast. Klaar voor een eventuele volgende calamiteit.

 

DIY Muurdecoratie.

In een vloek en een zucht heb ik begin vorig jaar mijn huis opnieuw ingericht. Ik verfde de muren, kocht nieuwe meubels, beging wat flaters en als finishing touch hing ik een eigen werk aan de muur. Er was één ding wat nog ontbrak; iets om aan de muur boven de bank te hangen.

Omdat ik het best lastig vond om te beslissen wat ik daar wilde hangen, deed ik even helemaal niks. Ik wachtte geduldig af tot ik ‘ergens tegen aan zou lopen’. Ik liep tegen van alles aan. Een leuke boekenkast, een mooie plant en allerlei andere spullen maar niet tegen een schilderij. Maar de lege plek boven de bank wende en ik dacht er eigenlijk niet eens meer aan om daar iets op te hangen.

Tot het me ineens opviel dat je de gaatjes kon zien waar ooit een schilderij hing. Die gaatjes heb ik uiteraard dichtgesmeerd maar als je wéét dat ze er zitten, zie je ze. En als je ze eenmaal ziet, kun je ze ook niet meer niet zien. Dus begon ik me te irriteren aan die gaatjes. Dat vroeg om een oplossing. Een tijdelijke oplossing, liefst zo goedkoop mogelijk.

Dus wandelde ik de plaatselijke Action binnen en kocht een stel rieten placemats in verschillende formaten. Ik vond in de berging nog een restje muurverf en beschilderde de placemats zodat ze mooi matchten met de muur tegenover de bank. Tenslotte prikte ik de placemats met kopspelden vast aan het behang. Et voilá! Geen gaatje meer te zien!

 

Misschien vind ik ooit nog een schilderij. Misschien ook wel niet.
Voorlopig voldoet dit prima. Kosten: nog geen tien euro. Kijk! Daar houd ik van!