Ooit, lang geleden, begon ik te sporten. Op de hometrainer fietste ik me door de Evy Start to run-lessen om mijn conditie wat op te vijzelen. Dat ging vlot dus werd het tijd voor het échte werk. Ik trok mijn loopschoenen aan en begon met hardlopen. Dat was nog niet zo simpel. Ik geloof dat het drie weken duurde voor ik les één uit kon lopen.
Daarna ging het eigenlijk best goed. Zonder noemenswaardige problemen liep ik ook de andere lessen. Steeds weer was ik verbaasd als ik, die al zo’n dertig jaar niet meer gesport had, een nieuwe mijlpaal behaalde. Tien minuten achter elkaar rennen. Vijftien. Twintig. Tot ik uiteindelijk een half uur achter elkaar kon rennen.
Apetrots was ik. Maar niet zó trots dat ik me hijgend en puffend en met een hoofd als een boei in het openbaar durfde te vertonen. Dus liep ik ‘s morgens vroeg, om zes uur. Als heel Amsterdam nog sliep en het lekker rustig was op straat. Zwetend als een otter kwam ik dan thuis om half zeven. Na een douche en een bak koffie nam mijn hoofd weer een normale kleur aan en om kwart voor acht vertrok ik dan naar mijn werk.
Aan al die sportiviteit kwam een einde toen ik in Hilversum ging werken. Ik moest al om zes uur opstaan om op tijd op mijn werk te zijn dus nóg vroeger opstaan om te gaan hardlopen kon ik niet opbrengen. Ik deed nog een halfslachtige poging om ‘s avonds te gaan. Maar om tien over zeven vertrekken naar mijn werk, een hele dag werken en dan nog eens anderhalf uur file rijden naar huis had als resultaat dat mijn motivatie tot ver beneden het nulpunt daalde. Als ik uiteindelijk mijn avondeten op had, was het acht uur en hing ik voor apegapen op de bank. Dus liet ik het erbij.
Inmiddels werk ik alweer een tijdje in Amsterdam maar de zin in hardlopen is niet terug gekomen. Eigenlijk vond ik het hardlopen zelf (en het vroege opstaan) gewoon helemaal niet leuk. Die beroemde runners high heb ik nooit meegemaakt. Het was het gevoel achteraf dat het zo lekker maakte. Dat gevoel dat ik het weer geflikt had. Het gevoel dat ik zo vroeg al goed bezig geweest was en niet meer hoefde die dag. Het gevoel dat ik het kón. En dat ik ‘s avonds best een bakkie chips kon nemen.
Zelfs mijn kijk op hardlopers is veranderd. Ooit dacht ik, bij het aanschouwen van zo’n dappere sporter “Ooit ga ik ook weer lopen”. Tegenwoordig denk ik “Joh! Houd toch op! Waarom zou je?” En ik sus mezelf met de gedachte dat ik vier hoog woon, zonder lift. En elke dag naar mijn werk fiets. Ik vind het wel goed zo.
Wie weet. Ooit. Volgend voorjaar? Maar ik beloof niks.