Mijn vader werkte bij de NS als brugwachter bij de Nieuwveerbrug. De brug over de Mark, bij het knooppunt Zonzeel, pal naast de A16*. Hij opende de spoorbrug voor schepen die voorbij kwamen door de seinen op het spoor op rood te zetten en de brug open en dicht te draaien. Een procedure die bijna een half uur in beslag nam. De kunst was om de brug op het juiste moment te draaien. Het was niet de bedoeling dat de treinen moesten stoppen omdat de brug open stond. Dus kende mijn vader de dienstregeling uit zijn hoofd en wist hij precies wanneer hij schippers door kon laten.
Wachtend op schepen, vermaakte hij zich prima. Hij hield van vissen dus dat deed hij daar veelvuldig. Ooit heeft-ie mij geprobeerd enthousiast te maken voor de vissport. Maar ik moest niets hebben van het aas dat aan het haakje moest. En toen ik vervolgens alleen maar een stuk prikkeldraad op viste was de lol er snel af.
Mijn vader tuinierde graag en elke zomer stond het tuintje bij de brug vol bloeiende planten. En iedere dag nam hij een grote tas met boeken mee naar zijn werk. Hij moet ontelbare uren hebben zitten lezen daar, in de ‘keet’ zoals wij het kleine huisje naast de brug noemden, terwijl de treinen anderhalve meter verderop voorbij raasden.
Mijn vader maakte zijn doodsaaie baan leuk. Automobilisten die even verderop door de rode lichten vlak voor een trein langs de overweg overstaken, liet hij stoppen als ze langs de keet reden. Met zijn spoorpet op gaf hij ze een reprimande. Maar de schippers die ‘s nachts aankwamen, als er geen brugwachter was, meerden aan en gingen rustig slapen in de wetenschap dat mijn vader hen wakker kwam maken zodra hij ‘s morgens vroeg bij de brug aan kwam. Hij keek uit op het land van boeren en tuinders en hield een oogje in het zeil. Als blijk van waardering kwamen ze vaak langs om een praatje te maken. “Heddè koffie, Nico?” En mijn vader had altijd koffie.
In 1993 overleed mijn vader, pas 61 jaar oud. Na zijn crematie op een stralende zaterdag in oktober, moesten wij beslissen wat er met zijn as moest gebeuren. Het liefst hadden wij zijn as uitgestrooid in de Mark. Bij de brug, bij zijn plekje. Maar in 1993 mocht dat nog niet. Dus kozen wij voor uitstrooien op het strooiveld bij het crematorium. Ik zal nooit de wanstaltige vertoning vergeten op die koude dag in december. Mijn moeder, mijn ene broer, mijn zussen en ik keken toe hoe mijn andere broer achtjes liep over het strooiveld. Met een of andere koperen bus waar de as uit stroomde van wat ooit mijn vader was.
Mijn vader was een grote man en mijn broer bleef maar achtjes lopen. Het waaide enorm die dag en geschokt keek ik toe hoe de as om mijn broers voeten wervelde. Mijn oog viel op de omslagen in zijn broek en ik kon alleen maar denken “Als hij vanavond zijn broek uit trekt, valt Pa er uit”. Ik ben nog één keer terug geweest naar het strooiveld. Een jaar later, met een bos bloemen. Het deed me niks. Ik ben weggegaan zonder een traan te laten en nooit meer teruggegaan. Waar mijn vader ook is; daar is hij zeker niet.
Vorige week ging ik op bezoek bij mijn moeder in het verzorgingstehuis waar ze na een crisisplaatsing terecht kwam. Niet het tehuis waar ze op de wachtlijst stond. Geen tehuis dat bij ons op de lijst met geschikte locaties stond. Maar toeval of niet; het tehuis waar ze terecht kwam, ligt hemelsbreed 600 meter van de plek vandaan waar de keet van mijn vader stond. Als mijn moeder ‘s nachts op bed ligt, hoort ze de treinen rijden. Over datzelfde spoor waar mijn vader zo lang werkte.
Toen ik die dag bij mijn moeder wegging, besloot ik even langs de brug te rijden. Er zit allang geen brugwachter meer. En de keet is lang geleden gesloopt. In niets lijkt het nog op dat bijzondere plekje van vroeger. Ik liep wat rond en stond een tijdje onder het viaduct over de A16 te mijmeren. Over hoe ontzettend braaf wij waren, destijds in 1993. We hadden mijn vader gewoon stiekem daar uit moeten strooien. Er zou echt niemand langs zijn gekomen om te controleren of hij nog in zijn urn zat.
Ik maakte maar weer eens foto’s en pinkte een traantje weg. Want ik weet dat mijn vader daar niet is. Niet echt. Maar het voelt wel zo. Daar bij de Mark, bij het spoor. Op zíjn plekje met uitzicht over de landerijen. Daar voelt-ie altijd heel dichtbij. Vlak bij mijn moeder. Of het toeval is, weet ik niet. Maar mooi is het wel. Mijn ouders zo dicht bij elkaar. Het maakt het cirkeltje rond.
*Ik zet de exacte locatie er expres bij. Ik reken er op dat niemand van jullie ooit nog knooppunt Zonzeel passeert zonder even aan mijn vader te denken. Begrepen?
- Nieuwveerbrug 1977
- Nieuwveerbrug 1992
Bijschrift bij de foto’s:
Nieuwveerbrug 2022: Onherkenbaar. Hier ergens was het.
Nieuwveerbrug 1977: Toen mijn vader er pas werkte. De trein die je ziet is een ‘hondekop’.
Nieuwveerbrug 1992: Op bezoek bij mijn vader (en zes maanden zwanger).