Categoriearchief: Fotografie door Uncle Bob

Naar de bollen, twee keer.

Als ik een bucketlist zou hebben, zou een bezoekje aan de Keukenhof daar niet op staan. Waarom niet? Nou, gewoon. Er lijkt me niks aan. En waarom het me niks lijkt, kan ik niet uitleggen. Maar om een of andere reden, trekt het me gewoon niet. Nou wil het toeval dat mijn liefste ex vlak bij de Keukenhof woont en via de zorginstelling waar hij verblijft konden wij er gratis naar toe. Ik stond niet echt te popelen maar als Nederlandse móet je toch minimaal één keer naar de meest beroemde toeristische attractie van Nederland geweest zijn. Hij had er wél zin in. Dus gingen wij naar de Keukenhof.

En ik moet zeggen; het was precies zoals ik verwacht had. Het was koud, ook dat nog, het was druk en ik vond er niks aan. Samen met hordes Japanners liepen we door het park. Nou ja, ik liep. En ik duwde Frank want we hadden een rolstoel geregeld. Niet zo fraai overigens dat dat
€ 5,- kostte. ‘Is dat borg?’ vroeg ik nog. Maar nee; dat was gewoon huur. Alsof je voor je lol in zo’n ding gaat zitten.

Na tien minuten binnen, hadden we het allebei eigenlijk al wel gezien. Want ja, er zijn tulpen. En narcissen en hyacinten. Heel mooi. Maar al die perkjes lijken op elkaar. Al die tulpen lijken op elkaar. Bovendien zijn voor ons, Nederlanders, al die tulpen misschien niet zo bijzonder. Wij hebben ze regelmatig in een vaas op tafel staan. We rijden regelmatig lang velden vol bloeiende tulpen. En narcissen bloeien volop in de bermen overal dus heel bijzonder is het niet. Voor buitenlandse toeristen is dat misschien anders. Ik maakte wel geteld drie foto’s en borg mijn camera op. 

We zaten nog even op een bankje rond te kijken. Frank vroeg of ik misschien een schaar bij me had. Het leek hem wel leuk om een bepaald schuttingwoord te knippen midden in zo’n mooi perkje. We fantaseerden nog een tijdje over mollen in de Keukenhof, of misschien Nanook die zich een weg door de perkjes groef. En daarna besloten we richting de uitgang te gaan. We waren er wel klaar mee.

Met mijn feilloze richtingsgevoel stonden we al snel buiten. Maar wel bij de verkeerde uitgang. En ik moet zeggen; het personeel is superaardig! Een vriendelijke medewerker deed helemaal niet moeilijk. “Dan ga je gewoon terug naar binnen en leg je het even uit”. Dat was inderdaad geen probleem. We mochten weer naar binnen. Alleen moesten wij toen nóg een keer de hele Keukenhof door naar de andere uitgang. 

“Dat hebben jullie snel gedaan!” merkte de mevrouw op waar we de rolstoel inleverden. “Vonden jullie het leuk?” Ik besloot eerlijk te zeggen dat we er niets aan vonden. Maar ik maakte haar wel een complimentje over de klantvriendelijkheid van het personeel. Dat bleek ook wel. Want zij vertelde heel vriendelijk dat ze zelf ook niet zo dol op het park was. Dat ze ook liever de tulpen op de bollenvelden in bloei zag. “Moet je kijken”, zei ze en ze haalde haar telefoon tevoorschijn om wat foto’s te laten zien. “Hier fiets ik elke morgen langs, onderweg naar mijn werk. Prachtig toch?” en op het scherm van haar telefoon prijkten foto’s van kleurige bollenvelden.

We bedankten haar vriendelijk en liepen naar de auto, die lekker vlak bij op een invalide parkeerplaats stond. Dat dan weer wel. Elk nadeel heb zijn voordeel, zeg maar. De Keukenhof kan ik afstrepen; daar hoef ik nooit meer naar toe. Zelfs niet gratis. 

Mocht je – dankzij mijn wild enthousiaste verhaal – tóch naar de Keukenhof willen; een online entreekaartje kost € 19,-. Een parkeerkaart € 6,-. Ze zijn open tot 14 mei.

Een nieuw avontuur van Uncle Bob.

Ik ben geboren en getogen in Breda en ik weet maar weinig van de natuur. Oké, Breda is geen wereldstad. Maar groot genoeg om op te groeien zonder dat je veel mee krijgt van de natuur. Ik speelde mijn hele jeugd in het park achter mijn huis. Als je tien minuten stevig door liep, stond je aan de andere kant van het park weer op een drukke weg. De enige natuur die ik in het park zag, waren rode mieren. Of af en toe een vlinder of een bij. Ik speelde vaak bij een vriendinnetje dat aan de rand van de stad woonde. Een kind dat gewend was aan buitenspelen. Ze klom in bomen en bouwde hutten en ik deed mee. Of liever gezegd; dat probeerde ik. Want ik was altijd dat kind dat in de brandnetels viel. Of haar laars kwijt raakte in een modderige sloot. Natuur en ik; dat was gewoon niet zo’n goede combi.

En nu woon ik in een dorp. Vlak bij de duinen en de zee. En als sinds ik hier woon, fiets ik één en dezelfde route naar het strand. Ik heb nog nooit een omweg gemaakt of een andere route geprobeerd. Voornamelijk omdat ik een hekel aan fietsen heb en dus gewoon de kortste route neem. Maar die route loopt door prachtige natuur! Ik fiets dwars door de duinen en vergaap me aan prachtige landschappen. Er zijn schapen en wilde paarden. En er zijn Schotse Hooglanders waar ik – vol ontzag – niet te dicht bij in de buurt durf te komen. 

Vandaag wilde ik naar het strand fietsen. Maar, oh help! Mijn vast route was afgesloten door de bouw van een nieuwe uitkijktoren op de Kruisberg. Dus moest ik wel een andere route nemen. Het was dinsdagmiddag en lekker rustig in de duinen. Met mijn camera op mijn rug week ik af van het bekende pad en volgde een ander pad. Ik maakte een enorme omweg maar ik bereikte zonder problemen de zee. Ik wandelde een flink stuk over het strand, genoot van het zonnetje en van het geluid van de zee. En ongemerkt was het ineens al laat en wilde ik naar huis. 

Ik stapte weer op mijn fiets en besloot niet weer die hele omweg te maken. Ik begon aan de terugreis en nam zomaar op gevoel een andere route. Ik fietste al zeker een kwartier toen ik me realiseerde dat ik al een hele tijd helemaal alleen was. Hm. En voor mijn gevoel fietste ik ook nog de verkeerde kant op. Ik nam een ander pad en fietste dapper door. Tot het pad ineens over ging in een zandpad. En ik had een déjà vu naar de fietstocht die ik ooit met Frank maakte. Maar toen waren we met zijn tweeën

Nu fietste ik moederziel alleen over een zandpad door de duinen. Af en toe keek ik eens om me heen. ‘Het is wel heel eenzaam hier’ deed het stemmetje in mijn hoofd. Waarop het andere stemmetje in mijn hoofd antwoordde ‘Mooi! Dat zijn er ook geen enge mensen!’ Ondertussen ploeterde ik door over het zandpaadje. Ik haat fietsen door rul zand! Dat je je wiel zo weg voelt glijden. Ik wéét dat je dan juist stevig door moet fietsen. Maar ergens durfde ik dat ook weer niet.  ‘Wat als ik val?’ piepte het stemmetje in mijn hoofd weer. ‘Nou’ zei het andere stemmetje ‘dan is er in elk geval niemand die het ziet’. ‘Maar wat als ik een been breek?’ ging het weer. ‘Dan bel je om hulp’ kwam het antwoord meteen. ‘Je zit hier niet in de Amazone. Je hebt gewoon bereik.’

Uiteindelijk bereikte ik een geasfalteerd pad dat me terug bracht naar de bewoonde wereld. Prachtig die natuur! Maar misschien zijn ‘natuur’ en ik nog steeds niet zo’n goede combi. Behalve lammetjes. Voor lammetjes maak ik een uitzondering. Lammetjes zijn misschien niet écht natuur maar wel lief en schattig. En zo heerlijk veilig. 

Uncle Bob houdt woord.

Om te bewijzen dat ik écht woord houd en écht meer wandel en fotografeer, deel ik meteen een nieuw verhaal van Uncle Bob. Oftwel; de amateurfotograaf die hinderlijk in de weg loopt van de échte fotografen. Ik dus! Want ik heb weer gewandeld. En gefotografeerd!

Afgelopen zaterdag zag ik dat het zondag stevig zou gaan waaien. “Leuk!” dacht ik “Dan ga ik naar de Noordpier bij Wijk aan Zee om foto’s te maken bij de vuurtoren!”. Zondagmorgen om tien uur dacht ik daar heel anders over. “Straks misschien” suste ik mezelf. En om twee uur ‘s middags nog een keer. “Straks”. Om drie uur probeerde ik mezelf wederom te overtuigen. “Nu kan het nog!”. Maar daar bleef het bij. Tot ik om vier uur besloot dat ik niet zo moest zeuren, gewoon mijn schoenen aan moest trekken en moest gáán. Om kwart over vier stond ik alsnog bij de pier. 

Het waaide inderdaad flink. Woeste golven klotsten over de rechterkant van de pier. No way dat ik daar doorheen naar de vuurtoren ging lopen! Ik ben geen klein meisje maar het waaide zo ontzettend hard! En het leek me echt geen feest om van de pier te waaien. Laf hield ik links aan om dan maar aan het einde van de linkerpier de vuurtoren op de rechterpier op de foto te zetten. Maar hoewel de linkerpier behoorlijk uit de wind lag, spoelden de golven er regelmatig overheen. Angstvallig hield ik de golven in de gaten en het lukte me om droog aan het einde van de pier te komen.

In de verte zag ik de vuurtoren. Maar het waaide zó hard dat ik mijn camera niet stil kon houden. Ik vervloekte het feit dat ik altijd te lui ben om mijn statief mee te slepen. Voorzichtig klom ik op de verhoging van het kleine vuurtorentje dat daar staat.  Zoveel mogelijk uit de wind probeerde ik de vuurtoren te fotograferen. Dat viel niet mee. Het opspattende zeewater maakte mijn lens troebel en de wind waaide als een malle om me heen. Ik zoomde zo ver mogelijk in en klikte erop los.

Toen mijn handen zo ongeveer verstijfd waren van de kou, begon ik aan de terugweg. Weer over de pier. De wind kwam van links nu dus ik hing – heel verstandig – mijn camera aan mijn rechterkant en zette mijn capuchon op. Ik liep een stukje, checkte de golven en liep weer een stukje. Toen ik bijna droog aan het einde van de pier was, werd ik een tikje overmoedig. “Dit gaat goed!” dacht ik nog, verder dribbelend, net voordat een grote golf over de pier sloeg. Ik hoorde het water roffelen op mijn capuchon. Mijn linkerkant was in één keer doorweekt en ik voelde het ijskoude water mijn linkermouw inlopen. Soppend in mijn schoenen liep ik verder, blij dat mijn camera nog droog was. 

Het was nog een stukje lopen naar mijn auto en de harde wind maakte dat ik het ijskoud kreeg. Maar daar, aan het einde van de pier – of het begin; afhankelijk van welke kant je komt – zit een strandtentje. Het was inmiddels bijna half zes en ik rook iets lekkers. En ik besloot ter plekke dat je, wanneer je de halve Noordzee over je heen krijgt, vrijgesteld bent van koken. Ik bestelde een frietje speciaal* en smikkelde die hele zak leeg. In een windstil hoekje. Het was het lekkerste frietje speciaal ever!

Daarna ging ik naar huis. Ik had het zo koud dat een warme douche niet meer hielp en ik de hele avond en nacht koude voeten hield. Maar ik héb mijn foto! Van de golven en de vuurtoren! Niet zo mooi als ik gewild had. Maar toch! 

En eenmaal thuis, toen ik – onder een dekentje – mijn foto’s van de vuurtoren op mijn computer bekeek, ontdekte ik dat er zowaar een visser op de pier staat. Die is gek! Of hij heeft betere regenkleding dan ik. Dat kan ook. 

 

*Ja, ik kom uit Brabant! #teamfriet!

Uncle Bob is roestig.

Er zijn twee dingen die ik vorige jaar te weinig gedaan heb. Wandelen en fotograferen. Nou ben ik niet echt van de goede voornemens. Meer van het plannen. Dus was ik van plán wat vaker te gaan wandelen en te fotograferen. Maar in de hele maand januari was het er nog niet van gekomen. Uncle Bob heeft een winterdip. Maar in het laatste weekend van januari móest ik van mezelf naar buiten. “Het is drie graden buiten”, klaagde op Whatsapp tegen een vriend. En toen ik met mijn jas aan klaar stond om te vertrekken, nam ik dramatisch afscheid. “Zij die gaat bevriezen groet u.”

Maar eigenlijk was het gewoon lekker buiten. Het zonnetje scheen, er was geen wind. Er was helemaal niks mis met het weer. Vol goede moed zette ik koers naar mijn favoriete wandelgebied, rondom Chateau Marquette. Misschien waren er wel schaapjes! Maar waar ik ook keek, er was geen schaap te zien. Dus probeerde ik te fotograferen wat ik dan wél zag. En dat viel nog niet mee, jongens. Uncle Bob is een beetje roestig. 

Ik vond de kleuren van zo’n eendenkoppie in de zon zo mooi. Dus dat zette ik op de foto. Maar echt spectaculair was die foto niet. Zwammen dan. Mooi, hoor. Maar ook daar werd ik niet warm of koud van. Ganzen die voorbij vlogen. Nét niet scherp. En toen ik mooi zicht had om een gans die zijn vleugels uitspreidde, bleek mijn ISO ineens niet goed te staan. 

Pas aan het eind van mijn wandeling kreeg ik er weer een beetje lol in, toen ik een heleboel witte ganzen tegen het lijf liep. Het viel me ineens op dat ganzen zo’n rimpelig nekje hebben. Het lukte me zowaar om dat op de foto te krijgen. Hun weerspiegeling in het water vond ik mooi. En de druppeltjes water op hun kop. En vooruit; bij dat ene hekje was het ook leuk. Want het water in de sloot was zo glad dat ik de foto om kon draaien.

Kun je op 31 januari nog goede voornemens maken?  Want wat heb ik geleerd? Fotograferen leer je niet door je camera in een hoek van de kamer te laten staan. Ik ga weer wandelen, jongens! En fotograferen. Kan iemand de lente alvast aanzetten?