Om te bewijzen dat ik écht woord houd en écht meer wandel en fotografeer, deel ik meteen een nieuw verhaal van Uncle Bob. Oftwel; de amateurfotograaf die hinderlijk in de weg loopt van de échte fotografen. Ik dus! Want ik heb weer gewandeld. En gefotografeerd!
Afgelopen zaterdag zag ik dat het zondag stevig zou gaan waaien. “Leuk!” dacht ik “Dan ga ik naar de Noordpier bij Wijk aan Zee om foto’s te maken bij de vuurtoren!”. Zondagmorgen om tien uur dacht ik daar heel anders over. “Straks misschien” suste ik mezelf. En om twee uur ‘s middags nog een keer. “Straks”. Om drie uur probeerde ik mezelf wederom te overtuigen. “Nu kan het nog!”. Maar daar bleef het bij. Tot ik om vier uur besloot dat ik niet zo moest zeuren, gewoon mijn schoenen aan moest trekken en moest gáán. Om kwart over vier stond ik alsnog bij de pier.
Het waaide inderdaad flink. Woeste golven klotsten over de rechterkant van de pier. No way dat ik daar doorheen naar de vuurtoren ging lopen! Ik ben geen klein meisje maar het waaide zo ontzettend hard! En het leek me echt geen feest om van de pier te waaien. Laf hield ik links aan om dan maar aan het einde van de linkerpier de vuurtoren op de rechterpier op de foto te zetten. Maar hoewel de linkerpier behoorlijk uit de wind lag, spoelden de golven er regelmatig overheen. Angstvallig hield ik de golven in de gaten en het lukte me om droog aan het einde van de pier te komen.
In de verte zag ik de vuurtoren. Maar het waaide zó hard dat ik mijn camera niet stil kon houden. Ik vervloekte het feit dat ik altijd te lui ben om mijn statief mee te slepen. Voorzichtig klom ik op de verhoging van het kleine vuurtorentje dat daar staat. Zoveel mogelijk uit de wind probeerde ik de vuurtoren te fotograferen. Dat viel niet mee. Het opspattende zeewater maakte mijn lens troebel en de wind waaide als een malle om me heen. Ik zoomde zo ver mogelijk in en klikte erop los.
Toen mijn handen zo ongeveer verstijfd waren van de kou, begon ik aan de terugweg. Weer over de pier. De wind kwam van links nu dus ik hing – heel verstandig – mijn camera aan mijn rechterkant en zette mijn capuchon op. Ik liep een stukje, checkte de golven en liep weer een stukje. Toen ik bijna droog aan het einde van de pier was, werd ik een tikje overmoedig. “Dit gaat goed!” dacht ik nog, verder dribbelend, net voordat een grote golf over de pier sloeg. Ik hoorde het water roffelen op mijn capuchon. Mijn linkerkant was in één keer doorweekt en ik voelde het ijskoude water mijn linkermouw inlopen. Soppend in mijn schoenen liep ik verder, blij dat mijn camera nog droog was.
Het was nog een stukje lopen naar mijn auto en de harde wind maakte dat ik het ijskoud kreeg. Maar daar, aan het einde van de pier – of het begin; afhankelijk van welke kant je komt – zit een strandtentje. Het was inmiddels bijna half zes en ik rook iets lekkers. En ik besloot ter plekke dat je, wanneer je de halve Noordzee over je heen krijgt, vrijgesteld bent van koken. Ik bestelde een frietje speciaal* en smikkelde die hele zak leeg. In een windstil hoekje. Het was het lekkerste frietje speciaal ever!
Daarna ging ik naar huis. Ik had het zo koud dat een warme douche niet meer hielp en ik de hele avond en nacht koude voeten hield. Maar ik héb mijn foto! Van de golven en de vuurtoren! Niet zo mooi als ik gewild had. Maar toch!
En eenmaal thuis, toen ik – onder een dekentje – mijn foto’s van de vuurtoren op mijn computer bekeek, ontdekte ik dat er zowaar een visser op de pier staat. Die is gek! Of hij heeft betere regenkleding dan ik. Dat kan ook.
*Ja, ik kom uit Brabant! #teamfriet!